Als zorgverlener weet je ongetwijfeld hoe het is om een niet-pluisgevoel te hebben. Het is een gevoel dat je altijd serieus moet nemen, weet ook wijkverpleegkundige Jolita. Ze vertelt over een casus in de thuiszorg die maar aan haar bleef knagen.
Mijn cliënt Berend en zijn vrouw hebben het nodige meegemaakt in hun leven, maar zijn nog altijd heel gelukkig samen. Hij komt bij ons in zorg na een zware rugoperatie. Gelukkig maar! Want wat was er anders toch gebeurd?
Te snel uit het ziekenhuis
Wij worden in zorg geroepen bij Berend, die een zware rugoperatie heeft gehad. Meneer heeft maar een week in het ziekenhuis gelegen, inclusief de dag van de operatie. Berend slikt al jaren prednison en zijn huid is erg dun: oppassen geblazen dus. Een verpleegkundige in het ziekenhuis trok de pleister van het infuus namelijk te snel van de arm, waardoor er helaas een bloeding ontstond.
Meneer heeft in het ziekenhuis, twee dagen voor zijn ontslag, nog twee zakken bloed gehad en is nog niet volledig opgeknapt. Ondanks dat is hij wel naar huis gestuurd. De afgelopen dagen is de arm verbonden door mijn collega’s. Desondanks moet Berends echtgenote zijn arm nog dagelijks extra verbinden, omdat ze arm zo hard bloedt.
Meneer ziet er slecht uit
Berend is al een aantal dagen thuis als ik voor het eerst langskom. Het is dinsdagochtend. Ik kom binnen en zie hem in de stoel zitten. Wat ziet hij er slecht uit! Heel wit en grauw. Berend is bovendien erg moe, te moe naar mijn zin. Hij kan niks: opstaan kost al te veel moeite. Ik krijg er een niet-pluisgevoel van en vertrouw de situatie niet.
Ik verzorg meneer voor zover dat mogelijk is. De wond op zijn arm is al zes dagen zeer flink aan het bloeden. Ik vraag het echtpaar daarom of ze het goed vinden als ik onze wondverpleegkundige bel en daar geven zij toestemming voor. Gelukkig neemt mijn collega direct op. We morgen er spongostan op doen. Een middel waar ik nog nooit van heb gehoord, maar niet geschoten is altijd mis. De vrouw van Berend bestelt het direct, ondertussen verbind ik de wond nog even. Dit keer iets strakker, hopelijk helpt het iets.
Blijven bellen
Een dag later bel ik opnieuw aan bij Berend. Zijn vrouw doet open: “Ik weet niet wat je gisteren gedaan hebt”, begint ze. Oei, wat krijgen we nu, denk ik. Maar dan vertelt ze dat de wond gestopt is met bloeden. Wat fijn! Ondertussen is de spongostan binnen en verbind ik de arm opnieuw, met ondertussen natuurlijk de wondverpleegkundige aan de lijn want ik kende het materiaal zelf nog niet.
Terwijl ik het verband eraf haal, gaat de wond opnieuw bloeden. De spongostan moet nu het werk gaan doen. Ik help Berend daarna weer met de ADL, maar blijf een niet-pluisgevoel hebben. Ze zouden gisteren de Hb komen prikken, maar er is alleen INR geprikt. Ondertussen heeft de vrouw van Berend naar de huisarts gebeld, omdat zij het ook niet vertrouwt. De assistente zou terugbellen, maar dit is nog niet gebeurt. Ik geef mevrouw daarom het advies om zelf nog eens te bellen en aan te dringen op het prikken van de Hb.
Twee dagen later gebeurt dit alsnog, sneller kon niet. Maar twee dagen is in zo’n situatie erg lang. Na het verlenen van de zorg, praat ik er nog even over met het echtpaar. Ik vertel dat ze altijd naar ons mogen bellen als er iets is, maar ga toch met een naar gevoel de deur uit. Er is iets niet in de haak met Berend, maar we stuiten tegen een dichte deur.
Overleg met de huisarts
Op kantoor, een half uur na de zorg, bespreek ik de situatie met mijn collega. Samen besluiten we dat ik de echtgenote van Berend toestemming ga vragen om dit met de huisarts te bespreken. Die toestemming krijg ik meteen, ze vindt het juist fijn dat ik het oppak. Aan de assistente benadruk ik mijn zorgen: “Ik vertrouw het niet, we moeten iets doen”. Ze overlegt met de huisarts, die mij later terugbelt. Ook zij bevestigt mijn zorgen. De huisarts is het ermee eens dat Berend nooit zo snel naar huis gestuurd had mogen worden.
We hebben er niet bij stil gestaan dat we ook het ziekenhuis kunnen bellen, omdat Berend daar geen telefoonnummer van heeft meegekregen. De huisarts belooft snel langs te gaan en het prikken van de Hb een dag te vervroegen. Enigszins opgelucht leg ik de telefoon neer, maar toch blijf ik wat onzeker. Hoe gaat dit aflopen?
Toch terug naar het ziekenhuis
De uitslag van het prikken van de Hb is binnen: 3,6. Veel te laag natuurlijk. De huisarts wil Berend gaan insturen voor een bloedtransfusie de volgende dag. Gelukkig, er komt een oplossing. Alles is afgesproken en het echtpaar is ook enigszins opgelucht. Maar dit is nog niet het eind van de zorgen, blijkt later. Een dag later worden we gebeld door de vrouw van Berend. Hij is vannacht met spoed opgenomen in het ziekenhuis, de wond op zijn rug is gaan bloeden. Terwijl dat nu juist de wond was die we bijna vergeten waren, omdat het er zo goed uitzag.
Berend heeft een flinke bloeding gehad. Zijn vrouw vertelt: “Je wil niet weten hoe de slaapkamer en vannacht uitzag.” Uiteindelijk heeft hij nog zes weken in het ziekenhuis gebleven: toen de ene bloeding over was, begon de volgende alweer. De wond op zijn rug is nog drie keer opnieuw opengemaakt om het bloeden te verhelpen. Wat een situatie.. maar gelukkig is het goed gekomen! Het echtpaar is erg dankbaar voor de goede zorgen en dat doet toch iets met je. Ik heb zelfs nog een zelfgehaakt knuffeltje gekregen, voor de baby die ik verwachtte. Met veel liefde heb ik ‘m aangenomen en de knuffel een speciaal plekje gegeven.