Met een kop verse koffie uit de koffieautomaat kom ik op kantoor. Het is bijna elf uur in de avond, ik heb nachtdienst. Dit keer staan er twee nachtcontroles op de planning bij een patiënt in de terminale fase in de thuissituatie. Palliatief-terminale zorg is iets wat ik mooi vind, ik hoop dat ik vannacht iets voor deze meneer en zijn familie kan betekenen.
Ik ken de patiënt niet, dus ik kijk in het dossier om iets meer over hem te weten te komen. Drieëntachtig jaar, COPD patiënt en beginnende dementie. Deze man heeft gekozen om niet meer naar het ziekenhuis te gaan en thuis te overlijden. Dit laatste heeft de familie mogelijk gemaakt door de juiste hulpmiddelen en thuiszorg. Ik lees dat het gezin nu dag en nacht aan het waken is. Meneer heeft vanmiddag een medicatiepomp gekregen met midazolam (een rustgevend middel). Er is afgesproken dat ik vannacht om 01.00 uur en om 05.00 uur bij hem ga kijken om het comfort te beoordelen en de familie te ondersteunen.
Om 00.45 uur stap ik in mijn werkauto. Het is begin winter, het is koud en het sneeuwt een klein beetje onderweg. Ik kom in een oud arbeiderswijkje met veel dezelfde, kleine huisjes. Na veel bochtjes en afslagen heb ik de woning gevonden. Zoeken is niet nodig, er is één woning in de straat waar nog licht brandt. Daar moet ik zijn.
Ik tik zachtjes op het raam, er komt een man naar de deur en laat me binnen. Hij stelt zichzelf voor als de zoon van de patiënt. Als ik de woonkamer binnenstap, kijken familieleden mij vriendelijk aan. Het is warm in de kleine woning, ook hangt er een geur van sigarettenrook. In de hoek van de woonkamer, bij het raam, staat een ziekenhuisbed. De familie zit om het bed heen, met in het midden de salontafel. Ik geef de familie een hand en stel me voor. Dan loop ik naar het bed toe en kijk naar de patiënt.
Het is onmiskenbaar: deze man is aan het overlijden. Hij heeft een grauwe kleur, reutelt behoorlijk en heeft een spits gezicht. Dit laatste is goed zichtbaar, ondanks dat het een forse man betreft. Door de medicatie is hij niet meer bij bewustzijn, maar toch zie ik hem vechten. Vechten tegen de nadere, onontkoombare dood. Ik besluit bij de familie, in de kring rondom het bed, te gaan zitten en zeg even niks.
“Heeft mijn man pijn, zuster?” vraagt de echtgenote aan mij. Ik schud mijn hoofd en leg haar uit dat hij comfortabel op mij over komt. Ook leg ik uit dat de reutelende ademhaling een vervelend geluid is voor omstanders, maar dat de patiënt daar geen hinder van ervaart. Dit lijkt de familie gerust te stellen. Op dat moment begint de ademhaling van haar man te veranderen. Het regelmatige gereutel stopt, even is er geen geluid. Alle familieleden zijn stil en kijken naar hun echtgenoot, vader of opa. Kippenvel loopt over mijn rug, ook ik kijk gespannen naar de zieke man in dat grote bed.
Eén seconde, twee seconden, drie seconden geen ademhaling. Veel betekende blikken worden gewisseld tussen de familieleden. Dan, uit het niets begint het reutelende geluid weer. Om na een minuut weer een pauze in te lassen van een paar seconden. Ik heb het vaker gezien en weet dat het einde nu echt nadert. Ik vertel de familie dat ik terug ga naar kantoor en dat ik om 05.00 uur terug kom, maar dat ze me altijd mogen bellen. Als ik naar de auto loop weet ik bijna zeker dat deze meneer 05.00 uur niet meer gaat redden. Ik ga nu weg om de familie intiem afscheid te laten nemen, het voelt ongepast als ik nu hier blijf.
Net terug op kantoor ben ik met wat administratie bezig als de telefoon gaat. Een onbekend nummer staat op de display. Ik weet het al voordat ik opneem. Meneer is zojuist overleden. Opnieuw rijd ik naar het huisje. Voor de woning tref ik zijn dochter en twee kleindochters. Ze staan te roken en met elkaar te praten. Als ze me zien, vertellen ze meteen hoe waardevol ze het afscheid hebben gevonden en hoe fijn het was dat hij thuis kon sterven. Ik blijf nog even met ze praten voor ik naar binnen ga, ik vraag wat voor man hij was en luister naar de verhalen die de drie vrouwen over hem vertellen.
Als ik binnenkom is er weinig veranderd. Iedereen zit nog om het bed, meneer ligt nog steeds in bed, alleen het reutelende geluid is opgehouden en heeft plaats gemaakt voor stilte. Ik condoleer de familie en bied troost aan zijn echtgenote die nu weduwe is geworden. Dan is het tijd voor het klinische gedeelte: de medicatiepomp en de katheter zullen verwijderd moeten worden. Ik vraag of iemand dit vervelend vindt om te zien, dit is niet zo. De twee kleindochters van meneer zijn inmiddels weer binnen gekomen en vragen of ze me daarbij mogen helpen. Ze werken zelf ook in de zorg en willen dit graag voor hun opa doen. Samen met de twee vrouwen geven we de laatste verzorging. Als meneer netjes in bed ligt verschijnt de dienstdoende huisarts om te schouwen. Ik wens de familie veel sterkte en een mooi afscheid en vertrek.
Als ik terug rijd in de auto hoor ik een van mijn oude lievelingsliedjes op de radio. Ik zet het geluid hard en zing uit volle borst mee. En weer besef ik maar al te goed: het leven gaat gewoon door, wat er ook gebeurt. Geniet zolang het kan.
Merel Vonk is 24 jaar en is sinds 2016 afgestudeerd als HBO-verpleegkundige. Ze werkt bij een zorggroep in Deventer in het Specialistisch Verpleegkundig Team. Dit lijkt op wat de meesten misschien kennen als technisch thuiszorg team, alleen komt dit team ook in de aangesloten verpleeg- en verzorgingshuizen.