Als verpleegkundige wil je altijd de best mogelijke zorg geven aan de patiënten. Je doet je werk met heel je hart. Het omgaan met personen met dementie is altijd een uitdaging, toch wil je ook deze mensen goede zorg geven. Toch hebben andere patiënten soms geen begrip voor deze medische situatie.
Mensen met dementie zijn geen gemiddelde patiënten. De communicatie is hier bijvoorbeeld vaak lastiger, toch blijft non-verbale communicatie en het gevoel intact. Mensen met dementie voelen haarfijn aan of de persoon waar ze mee te maken hebben goede of slecht bedoelingen hebben. Je kunt niets met deze patiënten bereiken als je zenuwachtig of nerveus wordt.
Wandelingen zonder eind
Zo was er eens een man met dementie die bij ons op de revalidatieafdeling verbleef. Hij zat hier al enkele maanden en had een enorme bewegingsdrang. Zoals altijd schuifelde hij met zijn looprekje door de gang, zonder einddoel. Op het einde van deze gang was er een deur die vergrendeld werd met een cijfercode. Zodra hij deze deur bereikt had, klopte hij aan. Maar toen hij merkte dat er niemand open kwam doen, keerde hij zich om en ging hij door met zijn doelloze wandelingen.
Het was een vriendelijke man die zichtbaar genoot wanneer je met hem sprak, maar vaak vergat hij in het midden van zijn verhaal waar het gesprek over ging. Verbale communicatie was dus moeilijk voor hem. Op onze afdelingen zitten allemaal oudere mensen boven de 65 jaar, maar hij was de enige die dementie had. Hij deed altijd mee met de groepsactiviteiten, zoals de spelletjesmiddag en de bingo. Toch hield hij dit niet lang vol. Hij vergat vaak wat hij aan het doen was en verliet de groep dan weer om doelloos door de gang te wandelen.
Een incident
Op een dag werden we gebeld door de kamer recht tegenover hem, waar twee vrouwen verbleven om verder te revalideren. De dames waren in paniek en boos toen ik de beloproep beantwoordde. Ze vertelden dat hun overbuurman binnen was gekomen in hun kamer. Dat deed hij wel vaker tijdens zijn wandelingen door de gang. Dit keer was het anders. Hij was namelijk helemaal naakt!
De vrouwen vonden dat hij vieze manieren had en dat hij niet meer in hun kamer moest komen. Je zag de schaamte van deze man op zijn gezicht, met de angst in zijn ogen. De angst dat hij zijn eigen handelingen niet meer onder controle had. Na dit voorval begeleidde ik hem naar zijn kamer en hielp hem fatsoenlijk aankleden. Ik vertelde hem dat hij beter niet meer op andere kamers binnen kon gaan, maar ik betwijfelde of hij het verschil wist tussen zijn eigen kamer en die van anderen.
Geen begrip
Later ging ik nog eens langs bij de verschrikte dames, ze waren nog steeds erg boos en verontwaardigd. Normaal spreek ik niet over de medische situatie van andere patiënten, maar hier moest ik de dames toch inlichten dat deze man al in een redelijk ver stadium van dementie zat. Helaas kwam er geen begrip, maar nog werden ze nog bozer.
Hierna ging ik in overleg met het team. Stuk voor stuk vonden we dat we deze meneer niet konden fixeren. De vrijheid om in de gang te wandelen, was het enige dat hij nog had. Bovendien werd hij ’s nachts al wel gefixeerd, om de nachtrust van de andere bewoners te garanderen.
Deze gebeurtenissen zorgden er wel voor dat al de andere patiënten hem steeds meer uit de weg gingen. Iedere bewoner wist dat hij dementie had, maar toch zorgde zijn gedrag voor negatieve reacties. Het was alsof iedereen bang was dat de dementie besmettelijk was of dat zijn gedrag een spiegel was waarin te zien was wat anderen eventueel te wachten stond in de toekomst.
Hierdoor zat hij soms bij ons in de keuken tijdens de avonddienst, dan at hij een boterham mee. Hij zat dan in stilte bij ons. Ik vermoed dat het gevoel dat hij ergens bij hoorde hem rust gaf. Uiteindelijk is hij verplaatst naar een woon- en zorgcentrum waar enkel mensen met dementie verbleven.