Wat moet je als zorgprofessional doen als er een vermoeden is van verwaarlozing en geweld bij je cliënt door diens partner? Wijkverpleegkundige Jolita maakte het mee, toen ze nog stagiair was. Ze vertelt hoe haar zorgorganisatie ermee omging.
In deze zorg blog vertel ik het verhaal van Truus en Kees: een comlexe casus die ik als stagiair HBO-verpleegkundige in de thuiszorg heb ervaren. Cliënt Truus heeft veel indruk gemaakt.
Truus, die lieve cliënt
Het is weer weekend en ik mag weer werken. Het is zaterdag en ik heb een ochtendroute. Vandaag staat Truus op de route. Ze is een erg leuke vrouw, dus ik ga er graag naartoe. Maar vandaag is ze weer bij haar vriend Kees, waar ze in het weekend altijd gaat logeren. Tja, Truus is ook niet echt de jongste meer, maar natuurlijk gun ik haar een nieuwe liefde.
Tijdens vergaderingen is Truus vaak het onderwerp van gesprek, omdat ze zo leuk en lief is. Ze heeft vergevorderde dementie en kan niet meer voor zichzelf zorgen. Truus heeft een goede vriendin, Paula, die alles voor haar doet. Zij komt iedere dag langs en helpt waar nodig. Ze staat altijd voor haar klaar. Je hoeft haar maar te bellen als er iets aan de hand is en Paula staat binnen een kwartier naast je.
In Truus’ eigen huisje zie ik Paula regelmatig even binnenkomen, maar bij Kees gebeurt dit niet. Ik vraag me af waarom. Zou Paula er niet achter staan dat ze bij Kees gaat logeren? Ik ben nog niet vaak bij Kees in het appartement geweest en na alle verhalen zie ik er ook wel tegenop. Ik bel aan bij het flatgebouw en de deur van de portiekhal gaat open. Eenmaal boven doet Truus open en loop ik achter haar aan naar de woonkamer, waar we de medicatie voor Truus moeten geven.
Een onhygiënische situatie
In het appartement is het een enorme bende en heel vies. Ik vraag me af waar ik de medicatie moet neerleggen zonder dat het onhygiënisch wordt. Ik besluit het maar gelijk te geven. Maar dan dient het volgende dilemma zich aan. Een schoon glas. Ik weet dat Kees niet de fijnste man is, dus als ik ineens ga afwassen is dat ook een beetje gek. En daarnaast ben ik ook te gast. Het is een beetje gek als een gast ineens uit het niets gaat afwassen, toch?
Goed, ik vind toch een redelijk schoon glas, spoel hem even om en geef haar de medicatie aan. In de rapportage van Truus zag ik staan dat Kees een wond op zijn voorhoofd heeft, die hij niet wil verbinden. Kees heeft huidkanker, met toch wel een flink vieze wond. Niet echt een fijn gezicht voor mensen die hem tegenkomen. Ik doe nog een poging om het te verbinden, maar dat wil hij absoluut niet. Zelfs nog geen pleister.
Kees is niet bij ons in zorg, dus de verantwoordelijkheid blijft ook bij hem. Maar er blijft een vervelend gevoel aan mij knagen. Ik moet Truus hier achterlaten, dat wil ik niet. In de thuiszorg is het vaak lastig om hygiënisch te werken als de omgeving niet hygiënisch is en je wil graag voldaan weggaan bij iemand. Ik besluit deze situatie nog eens op kantoor te bespreken met een collega volgende week.
Zorgen om geweld
Een paar dagen later mag ik weer bij Truus langs, in haar eigen huis. Paula is er ook en ze spreekt me aan. “Ik maak me zorgen”, zegt ze. “Ik ben bang dat Truus niet veilig is bij Kees. Ik vrees dat er fysiek en/of verbaal geweld is vanuit Kees. Als ze thuis is wil ze naar hem toe en als ze daar is wil ze juist weer naar huis, want dan is hij helemaal niks en kraakt ze hem helemaal af. Ze is niet gelukkig bij hem.”
Wat een moeilijke situatie. Ik vraag Paula wat zij zelf denkt dat het beste is voor Truus. Het lijkt ons beide het beste dat ze niet meer naar Kees gaat. Paula weet ook van onze zorgen over de hygiëne. Ze besluit er nog even over na te denken en het op een geschikt moment met Truus te bespreken. Zo sluiten we het gesprek af en ga ik verder met mijn route.
Een paar uur later kom ik op kantoor en begrijp ik dat Paula gebeld heeft. Ze heeft besloten dat Truus niet meer naar Kees mag. De casus wordt tijdens de vergadering uitvoerig besproken, waarna we allemaal met onze neuzen dezelfde kant op staan. We zijn het eens met de keuze van Paula.
Mijn collega-wijkverpleegkundige geeft aan dat het een goed idee is om dit ook met casemanager Miranda te bespreken. Ook zij deelt onze zorgen en geeft aan dat Truus al een lange tijd op de wachtlijst staat voor een gesloten afdeling. We moeten wachten op een plekje. We besluiten dat we contact met elkaar houden en alles met haar delen wat we tegenkomen.
Dan gaat het mis
De volgende zaterdag bekijk ik de rapportage van Truus. Paula heeft gebeld, om te vertellen dat Truus gisteren een koffertje heeft gepakt en naar Kees is vertrokken. Ze wilde naar hem toe, dat was immers vaste prik op vrijdag. Ook bij vergevorderde dementie is het niet makkelijk om een vaste structuur te doorbreken. Niemand was haar op komen halen, dus was ze zelf maar op stap gegaan.
Truus is gaan lopen en is bij alle kruispunten door het rode licht gelopen. Ze had geen idee meer hoe dat werkte en liep maar gewoon door. Ze wist de weg trouwens ook niet, maar ze liep toevallig wel de juiste richting op. Paula heeft haar gevonden bij een kruispunt en haar weer thuisgebracht. Als ik bij Truus aankom, is Paula er ook.
Een onvergetelijke cliënt
Paula neemt me opnieuw even apart in de keuken. “Zo kan het niet langer, er moet een oplossing komen. Ik ben enorm geschrokken”, zegt ze. En dat vind ik ook. Ik stel voor om direct na het weekend weer contact te hebben met de casemanager en te gaan kijken naar een crisisopname. Dat is niet niks, maar soms is er helaas geen andere oplossing. Ondertussen onderzoek ik wat er mogelijk is om de zorg tijdens het weekend maximaal op te schalen, zodat Truus niet weer zelf op stap gaat. Paula vindt het een goed idee en besluit om zelf ook het hele weekend bij haar te blijven. Dat is een opluchting.
Maandag bel ik zoals beloofd met casemanager Miranda. Er wordt een crisisopname geregeld, waar Truus de volgende dag naartoe gaat. Daarmee is het boek overigens nog niet gesloten voor Paula. Het hele huis staat namelijk vol met allerlei verzamelobjecten. Dat moet allemaal worden uitgezocht en leeggehaald: een enorme klus. Vier maanden later wordt het huis verkocht. Truus blijft ondertussen altijd in mijn hart. Elke keer als ik nu langs haar oude huis rijd, denk ik nog steeds even aan haar. Sommige cliënten vergeet je nooit.