Zes weken geleden startte ik als verpleegkundige in opleiding tot specialist (VIOS) binnen een van de verpleeghuizen van de organisatie waar ik reeds werkte. Wat een gave uitdaging en wat mooi dat ik de kans krijg om mezelf te ontwikkelen tot verpleegkundig specialist. Maar dat gaat niet zonder veel vragen.
Al sinds het afronden van de hbo-v, wat voor mij helemaal niet zo lang geleden is, wil ik graag deze studie doen om straks te kunnen werken in een functie waar care en cure perfect in balans is. Een job met meer verantwoordelijkheden en dieper reikende kennis waarmee ik mijn patiënten kan voorzien van de beste zorg.
De eerste weken dartelde ik als blij ei achter de dokter aan, meekijken en vragen stellen. Wat fijn om weer even helemaal lerend te mogen zijn. Even geen hoge verwachtingen of verantwoordelijkheden. Geen enkele vraag is dom en geen moment is te gek om mee te kijken. Na elke werkdag zit mijn hoofd vol met alle nieuw verworven kennis, maar dat is oké. Het is geweldig om zoveel te kunnen en te mogen leren. Telkens als ik thuiskom heb ik een voldaan gevoel.
Na een paar weken begint de werkplek te voelen als mijn eigen plek, ik voel me geen bezoeker meer. Het team begint te voelen als mijn team en de werkzaamheden begin ik langzaamaan eigen te maken. De patiënten van ‘mijn’ afdeling beginnen me te kennen, net als de medewerkers. Al snel merk ik dat de patiënten mij zien als hun dokter en regelmatig word ik ook als dokter bestempeld door de patiënten en collega´s. Ik probeer mijn functie en de daarbij horende verantwoordelijkheden uit te leggen, maar zeker voor de ouderen met wie ik werk is het lastig te begrijpen.
Ook binnen mijn team merk ik dat het lastig is, zelfs ik vind het lastig! Wat kan en mag ik nu eigenlijk zo aan het begin van mijn opleiding? Hoe lang en hoe vaak kan ik meekijken met iets en wanneer word ik geacht om iets zelf op te pakken? Leer ik op een juiste manier door dingen zelf te proberen, of zou ik meer leren als ik eerst eens een paar keer mee zou kijken? Waar liggen mijn grenzen eigenlijk? Allemaal vragen waar ik me de komende weken mee bezig ga houden.
“Ben je nu zuster of dokter?” vraagt een dame van 95 jaar aan me. Ze ziet me twijfelen, ik weet even niet goed hoe hier op te antwoorden. Dokter ben ik zeker niet, hoewel ik wel veel dingen doe die de dokter ook doet. Zuster ben ik natuurlijk altijd gebleven, maar is dat nog hoe ik wil dat patiënten me aanspreken? Dan zegt mevrouw: ¨weet je, je bent gewoon Merel!¨. Voor nu vind ik dat een heel goede oplossing. Het vat ook meteen samen wat ik altijd wil kunnen zijn: mezelf.