Daar sta ik dan, mijn tweede week op het nieuwe werk. Al dagen voel ik me niet zo lekker: last van mijn rug, veel dorst, veel plassen en behoorlijke hoofdpijn. Met mijn begeleider heb ik het erover. “Als het morgen niet over is dan bel ik de huisarts”, zeg ik, terwijl ik zelf al wel merk dat de pijn alleen maar erger wordt.
Halverwege de dag neem ik voor de tweede keer mijn temperatuur op: 37.8. Oeps, dat lijkt me niet zo goed. Aangezien we nog in de coronatijd zitten, overleg ik met mijn leidinggevende en we besluiten samen dat het verstandiger is dat ik naar huis ga. Ik heb voor de dag erna een test gepland. Wanneer ik thuiskom, is de pijn weer erger. Ik neem wat paracetamol, leg de kinderen op bed en ga zelf ook even liggen. Te veel hooi op mijn vork denk ik dan nog.
Ineens gaat het mis
Om half vijf zit ik ineens rechtop op de bank. De pijn wordt erger en erger. Ik snap er niks van, zoveel pijn uit het niets. Ik meet mijn temperatuur nogmaals, die is blijven hangen op 37.8 dus dat stelt me een beetje gerust. Ik bel de dokter. Tijdens het telefoontje wordt de pijn heviger, maar begin ik uit het niets ook nog vreselijk over te geven. De telefoniste overlegt snel en besluit dat er een arts langs moet komen.
Een uurtje later staat de arts op de stoep. Ze vinden mij in het hoekje van de bank, niet aanspreekbaar, met een pols van boven de 160 en een bloeddruk die niet te vinden is. In de korte tijd na mijn telefoontje is mijn temperatuur bovendien naar 41 gestegen. Dit gaat echt niet goed! Er wordt meteen een ambulance gebeld. Ik kom pas weer een beetje bij als ik in de ambulance lig, afgekoeld ben en medicatie krijg voor de misselijkheid.
Helaas is de eerste actie in het ziekenhuis momenteel het afnemen van een coronatest, zo ook bij mij, maar op dit moment ben ik zo ziek dat het me allemaal niet meer uitmaakt. De test blijkt gelukkig negatief, dus kan er verder onderzoek gedaan worden. Al snel zien ze behoorlijk hoge ontstekingswaarden in mijn lichaam. Daarnaast bevat mijn urine ook meerdere tekenen van een infectie. Ik krijg een diagnose, urosepsis, en word opgenomen op de afdeling urologie. Hier krijg ik antibiotica en worden nog wat onderzoeken gedaan, maar al snel mag ik met orale medicatie weer naar huis.
Terug naar het ziekenhuis
Omdat ik graag bezig wil blijven, besluit ik na een week rust al om weer aan het werk te gaan. Ik had al vijf dagen gemist! Het geeft me een opgelaten gevoel, alsof ik steken heb laten vallen. Ik wil het gemiste werk graag inhalen, dus begin na de kerstdagen weer met werken. De eerste dagen gaan lekker, maar dan gaat het weer mis. In het weekend voel ik me vreselijk en dat wordt steeds erger. Om te voorkomen dat het weer zo misgaat als pas geleden, bel ik gelijk de huisarts. Zij vertrouwt het niet en stuurt me weer naar de spoedeisende hulp. De pijn wordt weer erger, dus krijg ik pijnstillers en een infuus. Ondertussen nemen ze onderzoek na onderzoek af: bloed, echo’s, urine, scans, foto’s.. Alles wordt gecontroleerd.
De antibiotica blijkt niet te helpen, waardoor mijn nieren ontstoken zijn. Het komt niet vaak voor, maar ik ben een van de ongelukkigen die hier last van heeft. De arts hakt daarop de knoop door: ik moet worden opgenomen in het ziekenhuis. Op de combi-afdeling deel ik een vierpersoonskamer met mensen die ik dagelijks zie wisselen. Behalve ik, ik moet toch elke keer weer blijven.
Na een paar dagen gaat het ineens heel slecht. Mijn temperatuur stijgt tot boven de 42 graden en de pijn wordt zo hevig dat ik meerdere soorten pijnstilling krijg. Uiteindelijk lig ik een week lang aan de morfinepomp. Daarmee gaat de pijn niet weg, maar is het in ieder geval wel uit te houden.
Na een week gaat het de goede kant op. De antibiotica slaat eindelijk aan en ik mag terug naar huis. Mijn man haalt me op en rijdt me met een lach achter zijn mondkapje naar buiten.