Praten over de zelfgekozen dood. Waarom gaat ons dat vaak zo moeilijk af? En wat kan ons helpen om er beter in te worden?
Hans van Dam zal tijdens het congres ‘Suïcide(preventie): de rol van verpleegkundigen en verzorgenden’ ingaan op hoe je het gesprek aangaat met iemand die suïcidaal is. Op NurseStation licht hij alvast enkele punten toe. “Probeer allereerst verbinding te maken met de nood van de ander, hoe zwart zijn wereld ook is,” zegt hij. “En laat het redderssyndroom los.”
Hans van Dam is docent en consulent hersenletsel, gespecialiseerd verpleegkundige (neurologie) en schrijver. Hij is ook voorzitter van de Stichting Zorg en Zelfdoding. Hans van Dam ontving voor zijn werk diverse onderscheidingen en prijzen. Onlangs werd hij vanwege al zijn inzet benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.
Het idee wegduwen
Mensen vinden het op verschillende manieren moeilijk om het vermoeden dat iemand suïcidale gedachten heeft ter sprake te brengen. De reden daarachter hangt ook af van de relatie die je met iemand heb, zegt Hans van Dam. “Naasten merken het bijvoorbeeld vaak als eerste als hun kind, partner of broer denkt aan zelfdoding. Tegelijkertijd duwen naasten het idee ook het sterkste weg. Het is een werkelijkheid die we niet willen voor onze dierbaren. Dat zie je ook bij lichamelijke ziektes. De mensen die het dichtst bij een patiënt staan, hebben wel iets gemerkt, maar duwen bange vermoedens weg. Of ze dringen aan op doktersbezoek in de hoop dat er niets aan de hand is.”
Hoe zit dat met hulpverleners?
“Hulpverleners vinden het op een andere manier ook vaak moeilijk om over de dood te praten. Zeker als het over de zelfgekozen dood gaat. Zij zien suïcide of gedachtes erover als een teken van hun eigen falen als hulpverlener. Ze hebben het idee dat zolang zij nog iets van een perspectief te bieden hebben, de ander geen suïcide zal overwegen. Dat is niet waar, maar die gedachte leeft wel. Dat is ook een reden dat hulpverleners het moeilijk vinden om ernaar te vragen. Uit angst geconfronteerd te worden met het gevoel tekort te schieten, gaan ze het gesprek uit de weg.”
Mythe
Het is echter een mythe dat iemand niet voor de dood kiest zolang jij als het hulpverlener goed doet. Dat iemand nadenkt over de dood of zelfs daarvoor kiest, heeft niet per definitie iets te maken met jouw hulpverlenerskwaliteiten. Van Dam: “Natuurlijk is het zaak je eigen inzet kritisch te bekijken. Maar tegelijk is het zo dat het beste niet voldoende is. Dit zien geeft ruimte in het contact.”
Erover beginnen of niet?
Er wordt vaak gezegd dat je niet moet aarzelen om de vraag te stellen als je vermoedt dat iemand rondloopt met suïcidale gevoelens. Maar het kan ook schade toebrengen als je het zo rechtstreeks brengt, zegt Hans van Dam. “Ik pleit voor omzichtige duidelijkheid. Daar bedoel ik mee dat je met tact en gevoel voor de situatie in gesprek gaat. Bijvoorbeeld in een omgeving waar de ander zich prettig voelt en op een moment dat je samen met iemand bent.”
Levensdrang
Dat je iemand op het idee van suïcide kan brengen door erover te beginnen, daar gelooft hij niet in. Iemand denkt eraan of niet. “We hebben een enorme levensdrang. De biologische drempel om de dood in te stappen is heel erg hoog. Dus wie zegt dat hij aan de dood denkt, heeft daar al twintig keer eerder aan gedacht. Het idee is er al lang voordat wij het in de gaten krijgen.”
‘Joh, ik houd toch van je’
“Als we geconfronteerd worden met suïcidale gevoelens van een ander, zijn we vaak geneigd direct alternatieven aan te gaan bieden. Tegen onze dierbaren zeggen we ‘Joh, ik houd toch van je?’ of: ‘Je vindt toch nog heel veel dingen leuk om te doen ?’ In de hulpverlening doen we ongeveer hetzelfde, ook daar proberen we alternatieven aan te reiken. Zoals: ‘Misschien moet je eens met een andere psychiater gaan praten’ of: ‘Jij bent toch niet schuldig aan wat er in je jeugd is gebeurd?’”
Andere taal
Deze feitelijke opmerkingen en alternatieven – hoe waar misschien ook – komen echter niet aan bij degene die diep in de put zit, legt Van Dam uit. Dat er nog alternatieven mogelijk zijn, doet er voor hen niet toe, want zij voelen op dat moment wat anders. “We spreken als het ware een andere taal. Zij zitten heel diep in hun gevoel en wij proberen hen met rationele middelen te bereiken. Dat lukt niet. Het onbedoelde gevolg hiervan kan zijn dat iemand zich geïsoleerd gaat voelen. En isolement is het grootste risico voor suïcide. Niet wat iemand feitelijk heeft meegemaakt of meemaakt – hoe erg dit ook kan zijn – maar dat hij dat alleen meemaakt.”
Hoe dan wel? Wat is er belangrijk in het contact?
“Mensen willen in de eerste plaats begrepen worden. Om dat te bereiken zul je meer op het gevoelsniveau het gesprek moeten aangaan. Vraag bijvoorbeeld hoe lang iemand zich al zo voelt of wat een situatie of gebeurtenis voor hem betekent. Stap niet te snel over op alternatieven, maar neem echt de tijd. Mensen die vast zitten in hun gevoel, kunnen veel langzamer de omschakeling maken van het gevoel naar de ratio dan we denken. Daarnaast zit het denkende, rationele brein vaak behoorlijk op slot als iemand diep in de ellende zit.”
Redderssyndroom
Hulpverleners zullen ook de pretentie moeten loslaten van ‘Ik kan je redden’. Ten eerste kun je dat niet altijd waarmaken. Ten tweede kunnen mensen zich nog niet voorstellen in een andere situatie te komen of een ander gevoel te hebben. Het idee dat hun leven een wending kan nemen, ligt nog te ver weg. Het lukt hen niet om in beweging te komen, ook al zouden ze het wel willen. En daarbij: misschien is er geen alternatief. Van Dam: “Laat daarom het redderssyndroom los en probeer eerst verbinding te maken met de nood van de ander, hoe zwart zijn of haar wereld ook is. Want contact maken in nood, werkt verlichtend. Het verbreekt isolement. Contact op gevoelsniveau, wel te verstaan. Zolals een hond dat doet. Die kan niet denken, maar voelt wat hij moet doen. Als hij je ziet huilen, komt hij naar je toe. Dat zouden wij ook moeten doen.”
Achter de cijfers gaat een enorme nood schuil
De cijfers over zelfdoding zijn schrikbarend. Per dag maken vijf mensen een eind aan hun leven. Driemaal zoveel als het aantal verkeersdoden. Daarnaast zijn er 90.000 tot 100.000 suïcidepogingen per jaar. En dat zijn alleen nog maar de geregistreerde cijfers. Bovendien heeft een gemiddeld persoon 5 tot 10 naasten. Dat betekent dat per dag 25 tot 50 naasten geconfronteerd worden met het verlies van een dierbare door zelfdoding, licht Hans van Dam toe. “Achter elke suïcide gaat een enorme nood schuil. Bij iemand die in levensgevaar raakt door een verkeersongeluk, is er een traumahelikopter. Voor mensen die psychisch in levensgevaar komen is zo’n mentale traumahelikopter er helaas niet, behalve 113. Er is dus alle reden om er aandacht voor te vragen.”