In het ziekenhuis blijft privacy een terugkerend thema. Zeker wanneer patiënten een kamer delen, zoals op de afdeling dagbehandeling, moet je soms wat meer opletten. Wanneer een patiënt op leeftijd zijn gehoorapparaat niet mee heeft genomen, kan de hele kamer dan ook meegenieten van de gesprekken met verpleegkundige Dorin.
Op de afdeling dagbehandeling is een nieuwe patiënt gearriveerd. Ik pak de documenten die ik nodig heb en loop de afdeling op. Als ik bij meneer De Graaf aankom, zie ik hem met zijn schoenen nog aan ongemakkelijk schuin op bed liggen. “Goedemorgen, meneer De Graaf”, begroet ik hem. “Wat zeggu?” hoor ik hem luid reageren.
Communiceren is niet altijd makkelijk
In mijn gedachten analyseer ik snel de situatie en beslis hoe ik zal handelen. Aan zijn reactie maak ik op dat de 87-jarige meneer De Graaf mij niet goed kan verstaan en het mondkapje dat ik draag maakt het communiceren niet makkelijker. Ik besluit om hem niet te vragen om wat zachter te spreken, omdat ik denk dat dit juist meer onrust zal veroorzaken.
Vluchtig kijk ik om me heen naar de andere twee patiënten die in dezelfde ruimte liggen. De dame naast meneer De Graaf is net terug van een operatie en lijkt te slapen. Meneer Smit ligt in het bed schuin tegenover hem en wacht juist op een operatie. Hij leest een boek, maar kijkt even over zijn boek heen naar mij en ik zie een veelbetekenende glimlach op zijn gezicht. Ik glimlach terug, maar weet niet of hij dat kan zien achter mijn mondkapje. Ik voel me ongemakkelijk omdat ik de privacy niet kan waarborgen, omdat de andere patiënten ons gesprek letterlijk kunnen volgen. Straks maar even bij hen langslopen.
“Goedendag meneer, ik ben Dorin. Ik kom bij u voor het opnamegesprek en de voorbereidingen voor de operatie”, zeg ik op een iets hardere toon. “Dat is goed, deze knie is het”, antwoordt meneer nog luider. Tijdens het doornemen van de belangrijkste gegevens met meneer de Graaf vraag ik hem of hij gehoorapparaten heeft. Hij antwoord: “Jazeker, maar die zijn thuis. Ik ben bang dat ik ze kwijtraak.” Dat vermoeden had ik al, niet heel handig.
Kamergenoten met veel geduld
Op mijn volgende vraag, of meneer een gebitsprothese heeft, krijg ik ook een bevestigend antwoord. Meneer haalt triomfantelijk zijn bovengebit uit zijn mond en houdt het omhoog. Kennelijk neemt hij het niet zo nauw met de privacy. Ik grinnik en laat hem zien in welk bakje hij zijn gebit straks mag plaatsen. Even later ligt meneer De Graaf voorbereid op de operatie in bed te wachten tot hij aan de beurt is.
Dan loop ik naar de buurvrouw. Zachtjes vraag ik hoe het met haar gaat en of ze zich gestoord heeft aan de situatie. “Ach, meneer kan hier ook niks aan doen”, antwoordt ze. “Dit soort dingen kunnen gebeuren.” Zoals altijd praat ik op zachte toon verder, dit keer met meneer Smit. Ook hij maakt zich er niet druk om. “Geeft niks hoor, een beetje leven in de brouwerij kan geen kwaad”, zegt hij vrolijk.
Als ik meneer De Graaf later naar de operatiekamer breng, kijk ik nog even om naar zijn kamergenoten. Ik zie ze allebei vriendelijk kijken en knikken. Dat zit wel goed!