Het is een essentieel deel van je werk als verpleegkundige: het controleren van de vitale functies. Verpleegkundige Irene werkt op dit moment in een ziekenhuis in Zwitserland. Hier is de norm dat deze functies meerdere keren per dag gecontroleerd worden, tot de patiënt ontslagen wordt. Ze twijfelt of dit zin heeft.
Op mijn afdeling is het de afspraak om als nachtdienst de vitale functies van alle patiënten te controleren. Patiënten worden vroeg gewekt, uitslapen is er niet bij. Maar dat roept veel vragen bij mij op. Want wacht eens even, wie kijkt er überhaupt naar deze routinecheck op dit tijdstip? En wat levert het ons op? Vaak hebben patiënten bijvoorbeeld bloeddruk medicatie en hebben ze deze op het tijdstip van controleren nog helemaal niet ingenomen.
Patiënten wel of niet storen in de nacht
In het ziekenhuis slapen patiënten gemiddeld anderhalf uur korter dan wanneer ze thuis zijn. Ook worden ze tussendoor vaker wakker. Ze voelen zich ‘s ochtends vermoeider en minder uitgerust. Deels is dit logisch te verklaren, door alle verstoringen die plaatsvinden tijdens de nacht. Denk aan infuusalarmen, het slapen op een meerpersoonskamer of de verpleegkundige die net iets te fel met haar lampje schijnt om te kijken of je nog wel ademt. Allemaal niet heel goed voor je nachtrust.
Ook als verpleegkundige merk ik dat de kwaliteit van mijn slaap tijdens een reeks nachtdiensten vaak aanzienlijk vermindert en dat ik me minder fit voel. Lig ik eindelijk lekker te slapen, wordt mijn blaas wakker of begint mijn maag vrolijk te knorren omdat het lunchtijd is. Lang leve de nachtdienst!
Maar een goede nachtrust bevordert het herstel van de patiënt. In de nacht pleegt het lichaam groot onderhoud en laadt het zich weer op voor een nieuwe dag. In Nederland streven we er dan ook naar om de patiënt, en stiekem ook de verpleegkundigen, tijdens de nacht zo min mogelijk te storen. In mijn ziekenhuis in Zwitserland denken ze er dus net even wat anders over.
Een laatste ronde
Tijdens mijn rondes sluip ik zo geruisloos mogelijk de gang door. Ik open een deur en schijn voorzichtig met mijn zaklampje de kamer in. Daarna sluip ik zo voorzichtig mogelijk de gang weer op. Net iets te hard laat ik de deur dichtvallen en hoor ik mijn patiënt roepen: “Zusterrrr!” En dan baal ik dat ik de patiënt gewekt heb.
Klokslag zes uur ontkom ik er toch echt niet meer aan. Mijn brein is toe aan slaap en in plaats van dat ik op een rustige manier mijn dienst afsluit, weet ik maar al te goed wat dit betekent. Ik raap mijn laatste beetje energie bij elkaar en begin moedig aan mijn laatste ronde. Nog even langs al mijn lieftallige patiënten sjezen om ze te wekken met een goedemorgen en een voorzichtige lach op mijn gezicht. De vitale functies controleren, katheterzakken legen en inhalaties of bepaalde medicaties geven, voordat de dagdienst weer paraat is.
En dan slaat bij mijn voorlaatste patiënt het apparaat op alarm. Ojee! De bloeddruk van mijn patiënt is verhoogd en ook zijn pols is versneld. Al sloffend haal ik zijn bloeddrukmedicatie tevoorschijn en kan ik weer door naar de laatste patiënt. Inmiddels is het zeven uur en zit mijn dienst er bijna op. Net wanneer ik denk dat ik de race gewonnen heb en voorzichtig een slok van mijn thee neem, begint mijn pieper weer vrolijk te rinkelen. Mijn patiënt is wakker en moet toch echt nog even naar het toilet.
Total loss sluit ik de deur van het ziekenhuis achter me en kruip ik niet veel later mijn bed in. Met een overactief brein dat nog lang niet van plan is om te gaan slapen. Lang leve de nachtdienst! Welterusten!