Ik sta voor de deur bij een mevrouw die we meerdere keren per dag bezoeken. Een controle momentje omdat mevrouw aan het dementeren is.
“Ik weet niet wat ik heb”, begint ze zodra ze de deur opent, “maar het lukt me ineens niet meer om te bellen!”. Ik loop achter haar aan de woonkamer in waar de warmte mij tegemoet komt. “En het is ook zo warm vandaag hè!”, zegt ze terwijl ze haar vestje uittrekt. Met een snelle blik op de thermostaat zie ik dat deze op 35 graden staat. “Ik weet niet wat er met me is, ik geloof dat ik niet helemaal in orde ben…”. Met een zucht gaat ze op de stoel aan de keukentafel zitten. “Ik snap het niet. Ik probeer mijn zoon al de hele dag te bellen, maar het lukt me gewoon niet. Ik weet ineens niet meer hoe de telefoon werkt!” Ze kijkt me haast wanhopig aan.”Waar is uw telefoon?”, vraag ik. “Zal ik even meekijken?”.
Als mevrouw me de telefoon laat zien, zie ik direct waar het mis is gegaan. Het is niet de telefoon die ze me geeft, maar de afstandsbediening van de televisie. Bijna nijdig drukt ze op een van de knopjes: “Zo raar, hij doet helemaal niks!”.
Even ben ik stil en heb ik ontzettend met haar te doen. Eigenlijk wil ik haar helemaal niet wijzen op deze fout. Haar confronteren met haar onvermogen, met haar achteruitgang. Ik wil haar het liefst zeggen dat ze helemaal okay is en dat het niet aan haar ligt. Maar ik weet ook dat dit haar niet helpt.
“Oh”, zeg ik, “ik zie het al! Dit lijkt net de telefoon, maar dit is hem niet. Hij heeft dezelfde vorm en dezelfde kleur, dus ik snap uw verwarring, maar dit is de afstandsbediening.” Even kijkt ze me verbaasd aan. Alsof ze schrikt van wat er gebeurt. “Oh wat stom…” mompelt ze. “Wat ontzettend stom van me..”. Ik loop met haar naar de telefoon. “Kijk eens, dit is de telefoon. En die lijkt behoorlijk op de afstandsbediening.” Ik houd ze naast elkaar. “Maar volgens mij weet u wel hoe u uw zoon moet bellen met deze telefoon, of niet?” Ze glimlacht. “Ja, natuurlijk. Nu zie ik het weer…”
Ik zet de telefoon terug op de houder en leg de afstandsbediening bij de televisie. Ik zie haar denken, wat van slag door de situatie. “Ik ben in de war hè?”, vraagt ze me dan. “Mijn hoofd…ik vergeet dingen…” Ik leg mijn hand op haar schouder: “ja dat klopt. U bent soms in de war en u vergeet weleens wat. Dat is niet fijn hè? Maar daarom zijn wij er voor u. Om u te helpen waar het even niet meer lukt.” Dankbaar kijkt ze me aan: “Dat vind ik erg fijn.” Zonder dat mevrouw het ziet geef ik snel een draai aan de thermostaat. “Fijne dag verder, en tot vanavond.” Met haar grote donkere ogen kijkt ze me vriendelijk aan. “Dankjewel. Ik ga zo even boodschappen doen.”
Als ik de deur achter me dicht trek, hoop ik maar dat mevrouw zich zal redden tot ons volgende bezoekje, over een paar uur. Dat ze haar portemonnee zal kunnen vinden, en haar sleutels. Dat ze de weg naar huis weer kan vinden… Ik haal diep adem en moet het loslaten. Op naar de volgende cliënt.