Als startend verpleegkundige vond ik het heel lastig om met de dood om te gaan, toch werk ik inmiddels binnen de palliatieve zorg. Door de confrontatie op te zoeken, leerde ik uiteindelijk juist hoeveel moois er met deze zorg gepaard gaat.
Ik was pas 18 toen ik begon aan de HBO-V: piepjong en wist van toeten noch blazen. Tijdens mijn eerste stage in een verpleeghuis kwam ik voor het eerst in aanraking met mensen die dood gingen. Dit vond ik enorm heftig. Ik wist totaal niet hoe ik me hierbij staande moest houden, hoe ik een troost kon zijn voor familie en hoe ik ‘gewoon’ weer verder kon naar een volgende bewoner wanneer er net iemand was overleden.
Aan de slag in het hospice
Juist omdat ik zo worstelde met de dood en alles eromheen besloot ik de confrontatie hiermee op te zoeken. Ik wilde als verpleegkundige om kunnen gaan met het overlijden van patiënten, dat zou ik immers nog vaak meemaken. Om hier ervaring mee op te doen meldde ik me aan als vrijwilligster bij een hospice in de buurt. Het was een kleinschalig hospice, wat ook wel een bijna-thuis-huis genoemd wordt. Na een training kon ik hier aan de slag. In korte diensten van vier uur werkte ik samen met een andere vrijwilliger in het hospice, dat slechts drie kamers had. Ik zorgde voor koffie met wat lekkers erbij, voor een warme maaltijd of bood een luisterend oor aan de gasten van het hospice.
Ik herinner me nog goed dat ik een avonddienst had en dat een van de gasten op sterven lag. Een dame met COPD, zonder familie. Ik besloot naast haar te zitten en haar hand vast te houden. Ik week die dienst geen minuut van haar zijde: zo was er toch nog iemand bij haar in dit laatste stukje van haar leven. Aan het einde van mijn dienst veranderde haar ademhaling. Er kwamen lange tussenpozen en opeens leek ze te snakken naar adem, met haar ogen wijd open. Kort daarna overleed ze. Ik vond het heel heftig om hier bij te zijn, maar ik had wel het gevoel dat mijn aanwezigheid ertoe deed.
De kracht van de palliatieve zorg
In de jaren daarna ben ik vrijwilligerswerk blijven doen in dit hospice, en later ook in een ander hospice. Mijn interesse in de zorg voor stervenden was gewekt en tijdens de HBO-V koos ik voor de minor ‘palliatieve zorg’. Hier leerde ik dat palliatieve zorg niet alleen gaat over het sterven, maar juist over het leven. Je kan als verpleegkundige zo’n waardevolle bijdrage leveren aan het laatste deel van iemands leven, dat vond ik prachtig!
Na de HBO-V ben ik de post-HBO opleiding Palliatieve Zorg gaan volgen, omdat ik nog meer wilde weten en deze mensen nog beter wilde helpen. Ik ben ervan overtuigd dat je deze kennis in elke zorgsetting toe kan passen, echt niet alleen in het verpleeghuis of hospice. In elke setting is het namelijk waardevol om niet alleen te kijken naar de fysieke symptomen die iemand heeft, maar om ook eens gesprekken te hebben over zingeving en spiritualiteit. Dit is overigens helemaal niet zo zweverig als het lijkt. De eerste vraag die ik als verpleegkundige vaak aan mensen stel is: “Waar wordt u nou echt gelukkig van?” Het antwoord op die vraag verwerken in de zorg die je biedt, dat is volgens mij de kern van palliatieve zorg.