Het bijhouden van de vochtbalans is een veel voorkomende interventie om de vullingsstatus van een patiënt in kaart te brengen. Het is een simpel trucje waar je niet veel voor hoeft te doen. Tóch blijkt het in de praktijk net iets lastiger dan gedacht, vindt verpleegkundige Irene. Ze schrijft erover in deze zorg blog.
De urineproductie wordt gezien als een van de meest waardevolle parameters om de gezondheidstoestand van de patiënt in kaart te brengen. Een afwijkende urineproductie en vochthuishouding vertelt ons iets over de doorbloeding van het lichaam en de conditie waarin de patiënt verkeert.
Het bijhouden van deze vochtbalans kan een tijdrovend klusje zijn en roept regelmatig de nodige frustraties bij mij en mijn collega’s op. Staat dat extra glaasje water wel genoteerd? Is de balans all-in of heeft de patiënt ‘vrij vocht’ zoals we dat noemen? Niet elke afdeling gaat op dezelfde manier om met deze vochtbalansen, waardoor we met verschillende maatstaven meten en er geen eenduidigheid meer bestaat. Zo zie je maar weer dat er veel haken en ogen verbonden zijn aan het opmaken van de vochtbalans en het in de praktijk toch niet zo’n gemakkelijk klusje blijkt te zijn als het lijkt. En dan heb ik het nog niet over of het wel zo nauwkeurig is als we met z’n allen denken.
Vochtbalans onvolledig
Tijdens mijn avonddienst zorg ik voor meneer B, waarbij afgesproken is om de vochtbalans 12 uur op te maken en door te bellen naar de dienstdoend arts. Om 18u kom ik er niet meer onderuit. Ik tel alle cijfers bij elkaar op en zie even door de bomen het bos niet meer. Eindeloos gaan de cijfers aan me voorbij en wanneer ik een blik op de balans werp zie ik dat het infuus in de tussentijd verlaagd is, maar er niet terug te vinden is vanaf welk tijdstip dit is gedaan.
Wanneer ik er met wat nattevingerwerk eindelijk in geslaagd ben de balans op te maken bel ik de arts om door te geven hoe de zaken ervoor staan. Er wordt me gevraagd wat de totale balans is, waarop ik lichtelijk gefrustreerd antwoord dat de vochtintake al vanaf 13u niet meer genoteerd staat en ik mijn twijfels heb over de urineproductie van de patiënt. Dit antwoord is niet alleen voor de arts frustrerend, maar ook voor mij als verpleegkundige. Ik haal mijn schouders op en vertel de arts vanaf nu maar weer met een schone lei te gaan beginnen en noteer ‘balans onvolledig’ in het dossier.
We blijven maar meten
Als verpleegkundige blijven we vaak eindeloos meten, want meten is immers weten toch? Wanneer we er niet meer uitkomen is het vaak maar wat nattevingerwerk en maken we een schatting van de totale balans. Tot in den treure gaan we door met het bijhouden van de vochtbalans en bespreken we het tijdens de artsenvisite. “Ga zo door” is het beleid tot nader order, en dat volgen we natuurlijk netjes op.
Wanneer de katheter van de patiënt verwijderd wordt of het ontslag in zicht komt, gaan we toch maar eens achter onze oren krabben. Is het bijhouden van de vochtbalans écht nog noodzakelijk? Kunnen we niet overgaan naar dagelijks wegen, zodat we met een meting al onze informatie verzameld hebben? Dat scheelt weer een hoop, toch… Tot op de dag van vandaag blijf ik mijn hoofd breken over alle cijfertjes van de vochtbalans. Het is dan ook niet voor niets een van mijn minst favoriete taken als verpleegkundige.