Na zo ongeveer tien uur in het vliegtuig gezeten te hebben stap ik, met koffer en al, de luchthaven uit en Aruba ín. Toen ik in Nederland vertrok was het koud, grauw en stond er veel wind. Het enige wat het weer nóg Hollandser had kunnen maken was een paar centimeter papperige sneeuw. Daar is hier echter geen sprake van; de hitte slaat als een golf over me heen en de helder blauwe lucht verblindt me. Een warm welkom, zoals ze dat dan noemen.
Terwijl ik sta te wachten op de taxi naar mijn appartement ontmoet ik andere Nederlanders die ook naar Aruba zijn gekomen om te werken. Contact wordt snel gelegd en voor ik het weet heb ik een klein, maar fijn, sociaal netwerk opgebouwd.
Mijn mede import-collega’s en ik zitten allemaal in hetzelfde appartementencomplex. We carpoolen naar de supermarkt, eten samen en speculeren over hoe het werk zal zijn. Als een klein clubje onwennige brugpiepers overvallen we op de dag na aankomst de HR-afdeling van het ziekenhuis om onze personeelspassen te laten maken en om onze werkkleding te passen.
Doordat we allemaal geen idee hebben wat ons te wachten staat trekken we naar elkaar toe. We kennen elkaar nog geen 24 uur maar zitten allemaal in hetzelfde schuitje, of eigenlijk; op hetzelfde eiland. Het schept een band. Deze mensen zijn nu het enige vertrouwde in een onbekende omgeving. Zoals ik eerder al zei: we lijken wel brugpiepers. Het enige verschil is dat we niet gaan beginnen op de middelbare school, maar dat we naar de andere kant van de wereld zijn gevlogen om te beginnen met een nieuwe baan.
Zaterdag; mijn eerste inwerkdag. De dienst duurt van 6.50 uur tot 14.50 uur en het wordt hier een ‘eerste dienst’ genoemd. In Nederland duren mijn diensten een half uur langer maar hier eten we in de tijd van de baas. Zo kan ik dus weer een half uur eerder op het strand zijn om een serieus dutje te doen; zo eentje waar Doornroosje en Sneeuwwitje allebei jaloers op zouden zijn.
Ik sta op de afdeling interne geneeskunde en oncologie, maar momenteel liggen er vrijwel geen oncologische patiënten. Tijdens mijn specialisatie heb ik stage gelopen op de oncologie, maar de algemene interne geneeskunde is redelijk onbekend voor mij – haast net zo onbekend als het Arubaanse ziekenhuis. Ineens weet ik weer hoe het voelt om als stagiaire op een nieuwe afdeling te beginnen. Je wil zoveel, je denkt dat je best al wat kan maar je weet simpelweg niet hoe. Waar liggen de wasdoekjes, hoe prik je een suiker en wanneer leeg je katheters? Ik heb bijna last van plaatsvervangende vermoeidheid als ik wéér wat moet vragen aan een collega.
Lichtelijk overprikkeld en ondergesneeuwd door alle nieuwe indrukken kom ik na mijn eerste werkdag thuis. Heel even vraag ik me af waar ik aan begonnen ben. Waarom wilde ik dit ook alweer doen?
Inmiddels heb ik er drie diensten op zitten. Het leren gaat gelukkig snel en ik merk dat het werken steeds beter gaat. Ik begin te begrijpen hoe het hier werkt wat ik moet doen. Wanneer ik iets niet weet zoek ik het op of vraag ik het, en als ik iets niet kan vinden ben ik brutaal genoeg om gewoon alle kasten open te trekken tot ik het gevonden heb. Ook na het werk heb ik genoeg te doen. Samen met mijn vertrouwde clubje brugpiepers tour ik al heel wat af.
Vandaag vroeg ik aan een patiënt of hij wel eens sneeuw had gezien. Hij moest lachen en zei dat hij het alleen kende van tv. Ik vond het maar een gek idee. Voor ons Nederlanders is sneeuw iets waar we elke winter weer masaal over zeuren. Kan je je voorstellen dat je nog nooit sneeuw hebt gezien of gevoeld? Toen ik vanmiddag na mijn dienst op het strand lag begon het pas te dagen. De cultuur en het klimaat hier laten nauwelijks ruimte over voor stress, drukte of zorgen over de vraag of ik dit wel had moeten doen. Al mijn twijfels verdwijnen hier; als sneeuw voor de Arubaanse zon.