Een paar jaar geleden liep ik stage op een afdeling waar patiënten opgenomen werden met een CVA. Niet alleen de standaard ziekenhuiszorg werd aan deze patiënten verleend, maar ook werd er met deze patiënten getraind. Toen ik dit op mijn eerste dag hoorde, begreep ik er niks van. Bij het woord trainen dacht ik eerder aan fitness of voetbal. Maar dit was compleet anders.
De eerste dag dat ik meeliep over de afdeling, als jong broekie van 19, kreeg ik heel veel indrukken. Bijna alle patiënten die ik zag, zaten in een rolstoel en waren flink aangedaan. Zij konden bijvoorbeeld een lichaamshelft niet tot nauwelijks bewegen, konden niet goed aangeven wat ze precies van je wilden. Communiceren was lastig. Een heftige eerste indruk. Helemaal omdat een groot deel van de afdeling de leeftijd van mijn ouders had.
Wat dat trainen van patiënten precies inhield, leerde ik voor het eerst in de badkamer van een patiënt. De verpleegkundige gaf instructies aan de patiënt. Rustig werd er uitgelegd hoe hij de handelingen uit moest voeren. “Eerst de aangedane arm in het T-shirt”, begint ze, terwijl ze zelf haar handen op de rug houdt. “Goed het shirt over de elleboog, anders krijg je het straks niet over je hoofd heen.”
Ik vond het heel bijzonder om te zien hoeveel geduld de verpleegkundige had bij de patiënt en begon zelf ook te beseffen dat de patiënt meer kan dan wat hij zelf denkt. Toen ik het trainen met de patiënten zelf onder de knie kreeg, merkte ik dat ik het werken in een revalidatiecentrum steeds leuker begon te vinden.
Op de eerste opnamedag kunnen patiënten vaak niet lopen en zichzelf niet wassen of aankleden. Ze zijn flink aangedaan. Prachtig vind ik het om te zien dat ze het centrum uiteindelijk zelf lopend, weliswaar met een hulpmiddel, verlaten. Het heeft me altijd een hoop positieve energie en motivatie gegeven om de patiënt zo goed mogelijk te begeleiden tijdens het revalidatietraject.