Het grootste verschil met het bedrijfsleven is volgens GGZ-verpleegkundige Luisa de houding die verpleegkundigen hebben ten opzichte van de patiënt en de werknemer. “Verpleegkundigen stellen zich te gedienstig op”, aldus Luisa. Ze hoopt dan ook dat de instelling van verpleegkundigen verandert in de toekomst.
Op haar 37e hakte Luisa (40) de knoop door. Vijftien jaar werkte ze als grafisch vormgever en art director in het bedrijfsleven. Toen ze vervolgens als zzp’er voor zichzelf ging werken, werd ze niet gelukkig van het alsmaar thuiswerken en achter de computer zitten. “Ik miste het contact met mensen en had nieuwe inspiratie nodig”, vertelt ze.
De zorg was niet helemaal nieuw voor haar, door vrijwilligerswerk dat ze op een nierdialyse-afdeling in het ziekenhuis deed. Het trok haar zodanig dat ze een carrièreswitch overwoog. Twijfel was er niet. “Ik dacht: ik ga het gewoon doen. Alhoewel mijn omgeving mij probeerde tegen te houden. Ze vonden het zonde dat ik zomaar het vormgeversschap weggooide, wat ik in al die jaren had opgebouwd.” Toch startte ze de opleiding tot verpleegkundige bij het UMC Utrecht.
Tweede jeugd beleven
Om op je 37e weer in de schoolbanken te zitten, was even wennen: “Het was echt alsof ik mijn tweede jeugd beleefde”, vertelt ze enthousiast. In een klas met twintig andere zij-instromers, had zij echter wel moeite met de kritiek die ze van docenten kreeg. “Bij negatieve feedback moest ik even slikken. Je denkt: ik ben geen achttienjarige meer, maar zo word je wel behandeld. Op een gegeven moment besef je dat je je wel open moet opstellen – je bent ook gewoon nog een beginner in het vak – , want alleen op die manier kun je de meeste kennis opdoen.” Dan lachend: “Het hielp ook niet dat ik er zo jong uitzie!”
Een andere vreemde ervaring was de identiteit die even weg was voor Luisa. “Toen ik net begon stelde ik mijzelf de vraag: wie ben ik eigenlijk? Want ik was op dat moment nog niets. Maar al snel ebde dat gevoel weg. Inmiddels voel ik mij écht een verpleegkundige.”
Kantoor- en zorgbaan bij GGZ
Bij de GGZ-instelling waar Luisa nu werkt, heeft ze de combinatie gevonden van het kantoorleven en de zorg. Deze instelling, waar 60-plussers behandeld worden, heeft de instelling van een bedrijf. “Ik werk echt op kantoor in plaats van in een ziekenhuis. En het fijne daaraan zijn ook de regelmatige werktijden.”
Een groot verschil met werken in een ziekenhuis, waar ze onder andere op de urologie- en geriatrie-afdeling werkte, is de houding van verpleegkundigen ten opzichte van werknemers in het bedrijfsleven. “In het bedrijfsleven is het altijd geven én nemen. Als ik een uurtje later op werk kom omdat ik naar een arts moet of een uurtje eerder weg moet om een kind op te halen, dan is dat te regelen. In de zorg is dat onmogelijk.”
Luisa: “Verpleegkundigen stellen zich te gedienstig op. Ik zie dit vooral gebeuren bij de oudere verpleegkundigen. Dat komt denk ik nog voort uit hoe het vroeger was, toen nonnen vrijwillig werkten. Sommige verpleegkundigen nemen álles over van de patiënt. Het aankleden wordt hen uit handen genomen, terwijl sommige patiënten dat wel zelf kunnen. En dat is ook belangrijk voor de patiënt zelf, want zo ontneem je zijn of haar zelfstandigheid.” Daarnaast vindt ze dat de familie zich soms ook kan inzetten om de was te doen, te helpen met eten en de patiënt kan helpen om meer te bewegen.
De gedienstige instelling moet veranderen, vindt ze. Het gevaar is dat verpleegkundigen met deze instelling overwerkt raken. En dat terwijl de zorg volgens Luisa niet altijd zó perfect hoeft. “Iets minder goed wassen is af en toe ook mogelijk, zoals ook tijdens een zondagsdienst gebeurt. Een verpleegkundige moet beter voor zichzelf zorgen.”
Reddende engel
Luisa is in ieder geval blij dat ze zich niet door de horrorverhalen uit de zorg liet tegenhouden. “Want in het bedrijfsleven is de werkdruk óók hoog. Als je na vijf uur thuiskomt ben je nooit klaar. Dat heeft een verpleegkundige wel.” Ook het lage salaris weerhield haar niet. “Ook nu – als afgestudeerd verpleegkundige – verdien ik bij lange na niet wat ik ooit verdiende. Maar dit is wel wat me gelukkig maakt.”
Ze vervolgt: “In mijn werk in de zorg kan ik echt wat betekenen. Het is dankbaar werk, vooral voor jezelf. Zo lag op de urologie-afdeling een vrouw die leed aan een interne bloeding. Ik merkte dat er iets niet klopte en riep de artsen op. Als ik dat toen niet had gedaan, was deze vrouw gestorven. Achteraf noemde ze me haar reddende engel. Dat vond ik overdreven, want het waren de artsen die haar leven hadden gered. Maar toch heb ik dat verschil kunnen maken.”
En uitgeleerd is ze nog lang niet. In april start ze de opleiding sociaal psychiatrisch verpleegkundige om in de toekomst ook zelf gesprekken te mogen voeren met patiënten, thuis en binnen de GGZ-instelling.