Tijdens de eerste fase in mijn opleiding tot verpleegkundig specialist is er een patiënt met wie ik een speciale band heb. Het is een 86-jarige man die wordt opgenomen op de somatische afdeling, in de eerste weken dat ik daar werk.
Het is de eerste patiënt die ik vanaf het begin van de opname meemaak, misschien daarom wel zo speciaal. Deze meneer komt vanaf het hospice, iets wat vrij ongebruikelijk is natuurlijk. Hij had verwacht in het hospice te overlijden aan een lekkend aneurysma, maar dat gebeurde niet. Hij had nog wat langer de tijd dan gedacht.
‘Bedankt, dokter!’
Het is een kwetsbare, maar zeer vriendelijke man. Hij vindt de omslag die zijn leven heeft gemaakt erg moeilijk. We spreken elkaar wekelijks, soms over medische zaken, soms over koetjes en kalfjes. Elk gesprek sluit hij af met ‘bedankt, dokter!’ De eerste keren probeer ik hem nog uit te legen dat ik geen dokter ben, maar hij blijft me steevast zo noemen. Ik glimlach naar hem en laat het er bij, wat maakt het uit.
In de weken en maanden die daarna volgen gaat het op en af met hem. Er zijn goede weken, maar ook minder goede weken. Over het algemeen is hij toch blij dat hij nog wat tijd heeft gekregen. Op een vrijdagmiddag ga ik met een verzorgende bij hem langs omdat hij de hele dag al niet zo lekker is.
Ik schrik van mijn eigen woorden
Als ik een blik op hem werp, gaan alle alarmbellen in mijn hoofd af: deze man is stervende. Terwijl ik bij hem blijf, vraag ik de verzorgende om de controles te doen. Ze bevestigen mijn vermoeden: het is niet best. Er is afgesproken om niet meer alles uit de kast te halen, een opname in het ziekenhuis is niet meer gewenst.
Wat moet ik nu tegen hem zeggen, eerlijk zijn over wat ik denk? Ons contact is altijd gebaseerd geweest op eerlijkheid. Hij heeft mij zo vaak in vertrouwen genomen. Ik slik en zeg tegen hem: “Ik denk dat u dood gaat.” Ik schrik van de woorden die zomaar uit mijn mond komen.
Hij kijkt me wat versuft aan door de lage tensie en vraagt: “Wanneer ga ik dood, dokter?” Ik bijt op mijn lip en vertel dat ik dat niet precies weet, maar dat het misschien best wel snel zal zijn. Hij knikt en vraagt of zijn vrouw en kinderen kunnen komen. Natuurlijk, dat gaan we regelen!
Een mooie bonustijd
Die vrijdagavond hebben ze afscheid genomen van hun man en vader, want in die nacht is hij overleden. Ik lees het zaterdagmorgen en krijg een brok in mijn keel. Het is goed zo, hij is zonder pijn en zonder angst heel rustig overleden in zijn slaap. Hij heeft een mooie bonustijd gehad.
Ik denk terug aan het moment dat ik afscheid van hem nam, mijn werkdag zat erop en ik ging naar huis. Ik liet hem achter bij zijn naasten. Hij pakte mijn hand en zei: “Bedankt voor alles dokter.” Ik glimlach, terwijl er een traan over mijn wang loopt.