Wat als de band tussen jou en de cliënt zo sterk is, dat je na zijn of haar overlijden in een rouwproces belandt? Het overkwam sociaal pedagogisch hulpverlener en verzorgende Judith Spierings (37). Haar manager was rechtlijnig: ‘Huilen hoeft niet, dat is onprofessioneel.’
“Het verdriet was snijdend. Sommige cliënten raken je tot in het hart, en hij was voor mij zo’n pareltje. De familie betrok me mij het regelen van de begrafenis, het ontwerpen van het bidprentje en tijdens zijn afscheidsdienst droeg ik met collega’s zijn kist. Naast het verdriet dat ik voelde, was ik ook trots op mijzelf. Ik wilde hem zo mogelijk een grote kwaliteit van leven geven. Dan is een begrafenis een mooie afsluiting van een jarenlange intensieve verzorging.
Deze cliënt, een tachtigjarige verstandelijk beperkte man, was de eerste die ik, op mijn achttiende, zo intensief mocht verzorgen als begeleider. Door een jarenlange verzorging van ’s ochtends tot ’s avonds, groeide langzaam een sterke band tussen ons. We luisterden liedjes uit zijn tijd zoals ‘You are my sunshine’ en zongen dan vooral ook uitbundig mee. In de humor vonden we elkaar- zoals de grapjes en de schuine moppen die we met elkaar deelden. Daar leefde hij van op. Met de één heb je meer dan met de ander, maar bij ons zat het gevoel buitengewoon goed. Het contact was oprecht, puur.
En eigenwijs dat hij was! Gezond leven zat er in niet in- ‘Geef mij maar een frikandel speciaal’, zei hij dan, naast het pakje sigaretten dat dagelijks werd opgerookt. Zijn koppigheid liet mij niet toe om hem ermee tot stoppen te brengen of te minderen. Uiteindelijk is hij overleden door de gevolgen van roken, maar door de vele gesprekken die we hierover voerden, wist ik dat hij de consequenties kon overzien. Hij koos voor kwaliteit van leven. Ik liet hem hierin vrij, ook al was dit niet de beste optie. Maar uiteindelijk moest hij de regie over zijn leven blijven houden. Door hem heb ik geleerd dat iedere cliënt zijn eigen koers moet varen, zelfs als dit in zijn geval een vervroegde dood betekent.
Toen hij een longontsteking opliep en werd opgenomen in het ziekenhuis, wist ik dat dit het einde was. Veertien dagen lang zocht ik hem tweemaal per dag op in het ziekenhuis. Toen ik op een nacht even wilde bijkomen en mijn telefoon uitzette, stierf hij, zonder mij. En dat terwijl hij in mijn bijzijn wilde doodgaan. Drie jaar lang heb ik met een schuldgevoel rondgelopen. Na zijn dood kreeg ik een brief van de familie met de boodschap: bedankt dat je er altijd was en wilde zijn, je bent een speciaal mens. Ik was diep ontroerd. Mijn manager vond het maar niets: en huilen hoeft al helemaal niet, dat is onprofessioneel, deelde ze me mee. Ik kon niet anders dan betrokken zijn- hij was mijn eerste cliënt die ik zo intensief had verzorgd.
Of ik soms te betrokken ben? Misschien zien sommigen dat als een zwakte. Ik heb geleerd daar geen concessies in te doen. Het is zoals het is. Ieder maakt zijn eigen rouwproces mee. Wees dan niet streng voor jezelf: je bent ook maar een mens.”