Als je mij vraagt waar ik een hekel aan heb dan is de kans groot dat ik over mensen begin die zelf niet in de zorg werken. Van die mensen die er geen verstand van hebben, maar wel hun mening erover klaar hebben. Als ik zeg dat ik verpleegkundige ben, wordt dat vaak geassocieerd met billen wassen en steunkousen aantrekken. “Goh, verpleegkundige. Dat is volgens mij echt een roeping, ik zou dat nou nooit kunnen.” Bij dat soort opmerkingen gaan mijn nekharen direct overeind staan. Wat nou roeping?
Een indruk van de opleiding: vier jaar geneeskunde-colleges waarin ik vooral veel heb opgestoken over de fysiologie van het slapen. Eindeloze reflecties over wat ik er bij voelde als een patiënt me vertelde wat ik allemaal niet goed had gedaan. Duizenden deadlines voor groepsopdrachten en gesprekken met werkbegeleiders over stomme stageplannen. En vergeet niet de ontelbare uren achter mijn laptop voor verbetervoorstellen, risicoanalyses, zorgplannen, literatuuronderzoeken en nog meer reflectieverslagen. Als dat is wat je onder ‘roeping’ verstaat dan heb je gelijk, dan was mijn vak inderdaad een roeping. Soms lijkt het echter alsof mensen vergeten wat het inhoudt om verpleegkundige te worden en te zijn.
Carrièreswitch? Nee bedankt!
Niks roeping. Het was gewoon een kwestie van vier jaar hard werken om mijn diploma te halen. Als mijn vak echt een roeping was geweest, had ik die studie wel achterwege gelaten en gewoon ʹroepingʹ op mijn CV gezet. Toch ben ik bang dat ik daar bij een sollicitatie niet ver mee kom. Jouw beroep als ICT’-er, manager, elektricien, bedrijfskundige of hovenier was toch ook geen roeping? Misschien ben ik wel Oost-Indisch doof, want de enige die ík hoor roepen, is mijn delirante patiënt, middenin mijn nachtdienst.
Beledigd
Om de een of andere reden voel ik me altijd een beetje beledigd door deze goed bedoelde opmerkingen; alsof je wel gek moet zijn om verpleegkundige te worden. Opmerkingen over de verpleegkundige roeping schieten bij mij eigenlijk altijd in het verkeerde keelgat en ik aspireer er nog nét niet in. Gek eigenlijk, want ik ben best trots op wat ik doe.
Kriebels
Als ik eerlijk ben, krijg ik de kriebels van mensen die voor hun werk van negen tot vijf naar hun computer staren. Administratief werk, boekhouding en nog meer van dat soort begrippen jagen me de stuipen op het lijf. Ik ruim liever een keertje iemands ontlasting op dan dat ik zo’n kantoorbaan moet doen. Misschien is het ook niet voor iedereen, werken in de zorg. Geef toe, afgezien van de wat minder florissante kant van het werk maken we ook een hoop mee. Tenslotte gaat het veel verder dan billen wassen en steunkousen aantrekken.
In goede én slechte tijden
Misschien kan simpelweg niet iedereen snel handelen in acute situaties of zelf niet meehuilen als je patiënt je wanhopig in tranen aankijkt. Misschien is het voor de meeste mensen ondenkbaar dat je het ene moment een patiënt opvangt als die te horen krijgen dat hij niet meer beter wordt, terwijl je een kwartier daarna meejuicht met een patiënt die eindelijk wél een goede uitslag heeft gekregen. Misschien is het nou eenmaal niet zo normaal dat je iemands hand vasthoudt als hij gaat overlijden of als je patiënt je vertelt het leven niet meer te zien zitten. Dat zijn juist de dingen die mij in mijn werk als verpleegkundige voldoening geven. Misschien is dat inderdaad niet voor iedereen weggelegd. Ik ben in ieder geval trots dat ik het wel kan, dat het mijn vak is. Roeping of niet.