Zware gespreksonderwerpen zoals de dood zijn voor de ene zorgverlener makkelijker dan voor de ander. Ik geloof dat je hier enorm in kan groeien door ermee aan de slag te gaan. Ga het vooral niet uit de weg en laat het niet aan een ander over. Het wordt echt minder zwaar.
Als iemand in het verpleeghuis komt te wonen dan is dit in de meeste gevallen de laatste woonplek van diegene. Hij of zij gaat vaak niet meer terug naar huis en zal na een periode in het verpleeghuis komen te overlijden. Waarom is het hierover spreken met verpleeghuisbewoners dan zo lastig? Het lijkt wel of geen enkel moment geschikt is om over het levenseinde te praten, want: wanneer doe je dat?
De sterfstijl
Ik vond het aan het begin van mijn opleiding tot verpleegkundig specialist heel spannend om deze gesprekken te voeren. Niet alleen of iemand gereanimeerd wilde worden, maar ook juist wat iemands gedachten en wensen waren op het moment dat iemand ernstig ziek zou worden: wat zijn de wensen dan? En ook: hoe reëel zijn die?
Wat me de afgelopen jaren is opgevallen is dat ouderen opvallend weinig hebben nagedacht over het sterven. Voor ons als zorgmedewerkers is dat bijna ondenkbaar: ze zijn in de laatste fase van hun leven, hoe kunnen ze hier nou niet over nagedacht hebben? Dit heeft denk ik met name te maken met de ‘sterfstijl’ die iemand heeft, misschien ken je ze wel: van Stichting STEM.
De verpleeghuisbewoners van de huidige generatie vallen vaak onder het type ‘onbevangene’. Ze zijn over het algemeen niet bang voor de dood, maar denken er ook niet over na en hebben weinig tot niets geregeld. Stilstaan bij een sterfstijl is niet zo moeilijk als het lijkt. Het kan al enorm helpen om hier simpelweg het gesprek over aan te gaan.
Niet de dood, maar het laatste stukje leven
Inmiddels probeer ik om niet om de hete brij heen te draaien en ‘gewoon’ een open gesprek te beginnen. Ik kan dan, afhankelijk van de reactie van de bewoner, bijsturen in wat ik vraag of vertel. Een levenseindegesprek begin ik tegenwoordig met de vraag: “Hoe denkt u over de laatste fase van uw leven?” Die vraag is heel open en kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden.
Het mooie is dat iemand antwoord zal geven in de richting die hij belangrijk vindt, bijvoorbeeld: “Ik wil graag wekelijks mijn familie zien”, of juist: “Ik wil niet sterven in een ziekenhuis.” Door dit gesprek kom je tot de kern van wie iemand is en met losse vragen kan je bijsturen in de richting die je als zorgverlener misschien op wil.
Ik heb geleerd dat een levenseindegesprek niet (alleen) over de dood hoeft te gaan, maar juist over het laatste stuk van het leven. Op deze manier is het beginnen aan het gesprek veel minder zwaar en is het ook makkelijker om aan te sluiten bij de individuele behoeftes van je cliënt.