Het is een drukke middagdienst. Ik word veel gebeld en ren van hot naar her. Hier een morfinepomp aansluiten, daar een neusmaagsonde plaatsen. Tijd om iets te eten is er niet, maar dat is oké. Dan word ik opnieuw gebeld. Een verzorgende vraagt paniekerig of ik direct naar haar toe wil komen, want er is iemand onwel geworden. Snel loop ik naar de desbetreffende afdeling, waar ik al word opgewacht.
Middenin de huiskamer tref ik een man aan. Hij ligt op zijn rug op de grond, ademt moeilijk en heeft een blauwpaars gelaat. Snel kniel ik naast hem en spreek hem aan, maar krijg geen reactie. Ik schud aan zijn schouders en roep zijn naam, maar nog steeds blijft een reactie uit. Zijn ogen draaien naar boven en hij begint nóg paarser aan te lopen. Een probleem met de luchtwegen vermoed ik. Samen met de verzorgende leg ik hem in de stabiele zijligging en voeren we controles uit. Mijn vermoeden wordt bevestigd; deze meneer blijkt een erg lage concentratie zuurstof in zijn bloed te hebben. Snel sluit ik zuurstof aan en bel de arts. De verzorgende blijft achter en houdt de ademhaling van de man in de gaten.
Spoed
Als ik de arts aan de telefoon heb, geeft ze aan dat ze nog even bij een andere patiënt is en dat het even moet wachten. Ik geef haar aan dat het om een spoedsituatie gaat. Hierop vraagt ze of de patiënt nog ademt. Ik begin geïrriteerd te raken. Als de patiënt niet meer zou ademen, had ik wel 112 gebeld. Ze geeft aan dat ze er snel aankomt. Ik ga terug naar de patiënt en de situatie lijkt onveranderd. Opnieuw kniel ik naast hem en spreek hem aan. Dan ineens, wél een reactie! “Zuster, ik moet poepen,” zegt hij tegen me. De verzorgende en ik wisselen een blik uit en schieten een beetje in de lach. Dit was niet de reactie die we hadden verwacht!
“Zuuuuuster!”
Blij aanschouwen we hoe meneer steeds meer bij bewustzijn lijkt te komen. We zetten hem samen rechtop en kijken of dat goed gaat. Inmiddels ziet meneer wat bleek. “Zuuuuster!” roept hij. Als ik aangeef dat ik bij hem ben en hem ga helpen, zakt hij opnieuw weg. Zijn gezicht begint weer paars te kleuren en zijn ogen draaien weg. We ondersteunen zijn hoofd en leggen hem terug op de grond. Ik besluit dat we niet gaan wachten tot de arts komt tot we hem van de grond af helpen. Daarom rijden we meneers bed de huiskamer in en helpen we hem, met behulp van een tillift, met z’n vieren in bed. Het hoofdeinde gaat omhoog en we dekken hem toe.
Evalueren
Inmiddels is de verpleeghuisarts gearriveerd om meneer te onderzoeken. Zij geeft aan de situatie niet te vertrouwen en meneer naar het ziekenhuis te willen sturen. Ze vermoedt dat deze meneer een hartinfarct of een longembolie heeft. Vijftien minuten later staat de ambulance voor de deur en wordt hij meegenomen. Even later zit ik met de verzorgenden van de afdeling een kopje koffie te drinken en evalueren we de situatie. We bespreken hoe we gehandeld hebben en wat we de volgende keer anders zouden kunnen doen.
Ook bespreken we de rol van de arts in deze casus en hoe hier een volgende keer mee om te gaan. Ik heb het gevoel dat ik duidelijk ben geweest over de ernst van de situatie, maar blijkbaar kwam dit bij de arts onvoldoende binnen. De volgende morgen belt de echtgenote van meneer op. Het waren inderdaad meerdere longembolieën, vandaar dat de situatie zo acuut was. Meneer is opgenomen op de intensive care.