Als verpleegkundige en reisleider werk ik regelmatig in het buitenland waarbij ik niet alleen te maken krijg met verschillende culturen, maar ook met de nodige taalbarrières. Eerder werkte ik al in Thailand, op Curaçao en op Aruba, waar ik nu weer terug ben. Ik dacht de taalvaardigheden inmiddels wel onder de knie te hebben, tot ik opnieuw voor een uitdaging kwam te staan.
Hier op Aruba zijn Papiamento en Nederlands de officiële talen, al hoor je op dit kleine eilandje vaak ook nog twee andere talen voorbijkomen: Spaans en Engels. Dat kan soms verwarrend zijn, het maakt mijn werk als verpleegkundige er in ieder geval niet makkelijker op.
Ik struikel over mijn eigen tong
Het aanpassingsvermogen van een verpleegkundige is groot. Je bent je onbewust altijd op allerlei manieren aan het aanpassen aan je patiënt. Als zorgverlener vind ik het belangrijk dat mijn patiënten me begrijpen, maar dat is hier dus soms makkelijker gezegd dan gedaan. Wanneer ik mijn dienst start en mezelf voorstel, is het op Aruba altijd afwachten in welke taal ik antwoord zal krijgen. Dat mijn taalskills tijdens een avonddienst flink op de proef gesteld zouden worden, werd me meteen duidelijk toen ik kennismaakte met mijn eerste patiënt.
Ik draag zorg voor een vrouw die Kelly heet. Wanneer ik haar vraag hoe het gaat, krijg ik een uitgebreid antwoord terug. In het Spaans… Ze ratelt maar door terwijl er voor mij geen touw aan vast te knopen is. Ik probeer haar te vragen of ze ook Nederlands spreekt, maar dat is niet het geval. Nu versta ik heus wel wat basiswoorden in het Spaans, maar dit gaat veel verder. Ik doe mijn best om haar te begrijpen, maar zonder succes. Hierop begint de vrouw geïrriteerd te raken: ze blijft maar vragen of ik haar begrijp. Ik zucht en antwoord dat ik er een collega bij ga halen. Had ik nu maar een woordenboek paraat in mijn hoofd! En het is nog maar het begin van mijn dienst.
Bij mijn tweede patiënt heb ik meer geluk en krijg ik antwoord in het Papiamento. Wat een opluchting! Ik kan weer even rustig ademhalen, dit gaat me lukken. Ik knoop een gesprek aan en vraag meneer hoe hij zich voelt en of ik wat voor hem kan betekenen. Hij antwoordt dat alles oké is, waarna ik doorga naar mijn derde patiënt. Daar hoor ik tot mijn verbazing zelfs wat Duitse woorden onder de dekens vandaan komen. Wanneer ik bij mijn volgende patiënt zelfverzekerd in mijn beste Papiamento vraag hoe het met haar gaat, antwoordt ze: “Wat zegt u? Ik spreek gewoon Nederlands hoor!” Dat kan natuurlijk ook nog.
Oefening baart kunst
De rest van mijn dienst ben ik de hele tijd aan het schakelen tussen allerlei verschillende talen. Dat gebeurt soms zo snel dat ik over mijn eigen tong begin te struikelen. Ik haal dingen door elkaar en hoor mezelf de gekste dingen zeggen. Het liefst schakel ik mijn collega’s zo min mogelijk in om dingen voor me te vertalen. Ik merk dat het ontzettend gewaardeerd wordt wanneer ik tijdens mijn patiëntencontact Papiamento spreek. Gelukkig krijg ik veel positieve reacties van patiënten en lachen we er samen om wanneer ik weer eens woorden door elkaar haal.
Ook tijdens de overdracht worden verschillende talen gesproken en is het elke keer weer schakelen. Het is gek, maar op de een of andere manier wen je er op een gegeven moment aan. Vanaf dan schakel je zelf net zo snel mee. En stiekem geeft het me ook wel een vakantiegevoel. Mijn collega’s noemen me inmiddels al een halve Arubaan. Nu de andere helft nog! Het bevestigt in ieder geval dat het gewoon een kwestie van oefenen is. Wanneer je in het buitenland werkt, moet je niet bang zijn om de taal te spreken. Hoe vaker je het doet, hoe makkelijker het zal gaan. En wanneer het niet lukt heb je altijd je handen en voeten nog.