Werken op de ambulance is een beroep dat is ontstaan rond 1900 en is tot op de dag van vandaag belangrijk voor en in ons leven. Margot Horning (62) begon in 1989 als een van de eerste vrouwen op de ambulance in Amsterdam. Ze vertelt over haar ervaringen door de jaren heen.
Toen Margot op de ambulance begon, waren er nog geen opleidingen voor dit werk. Ook van veel specialistische technologie was toen natuurlijk nog geen sprake. De afgelopen decennia heeft ze dat zien veranderen.
‘Oei, een vrouw’
Margot vertelt: “In 1989 bestond het werk vooral uit spoedgevallen, zoals een ongeluk op de weg of mensen die thuis snel medische zorg nodig hadden. Bij alles wat op straat gebeurde, kwam ook vaak de brandweer of politie helpen. Dit waren toen alleen nog maar mannen. Er werd dan ook bijzonder opgekeken wanneer ik als vrouw uit de ambulance stapte. De eerste reactie was eigenlijk altijd: ‘Oei een vrouw. Kan die dat wel?’. Mensen wisten ook niet hoe ze ons moesten noemen. Het werd dan: ‘Kijk een broeder en een broedster’, hier heb ik snel verandering in gebracht en uitgelegd dat ik alleen naar ‘zuster’ luisterde.”
Ook haar mannelijke collega´s wisten zich soms geen houding te geven toen ze opeens met een vrouw moesten werken. Voor Margot was het begin van haar carrière op de ambulance vooral zoeken naar een balans tussen meepraten over vissen, fietsen en voetbal en bewijzen dat ze dit werk wel aankon.
Terug in de boeken
Margot had ervaring met het werken op de hartbewaking en kwam met deze kennis op de ambulance terecht. Hier werd ze twee weken ingewerkt door collega’s. “Daarna werd ik aan een ervaren chauffeur gekoppeld en zeiden ze: ‘Doe je best maar!’”, vertelt ze. Pas na vier jaar kon ze echt beginnen met een opleiding.
Margot: “Het was wel even wennen om weer terug in de boeken te gaan, maar je leert veel tijdens de studie. Vooral van je collega’s uit de rest van het land. De opleiding voor ambulancemedewerkers is inmiddels enorm geprofessionaliseerd en geprotocolleerd. De laatste jaren zijn de ontwikkelingen om patiënten beter te kunnen behandelen heel hard gegaan. Dit is een groot verschil met toen ik begon, toen moest je alles op het moment zelf bedenken.”
Er komen steeds meer mogelijkheden op de ambulance: niet alleen meer medicijnen maar ook hulpmiddelen voor bijvoorbeeld het reanimeren en beademen. Dit zijn mechanische/elektronische hulpmiddelen die ervoor zorgen dat patiënten beter en sneller geholpen kunnen worden. “Ik vraag me soms af hoe we dit vroeger ooit hebben gedaan, zonder die hulpmiddelen”, lacht Margot. “Toen moesten we met onze handen pompen. Hartmassage in een rijdende ambulance ging erg lastig. Je moest jezelf bij elke bocht schrap zetten. Nu zet je er een mechanische pomp op en zet je die met een knopje aan. Een absolute verbetering.”
Medium care
In de ruim dertig dienstjaren heeft Margot het ambulancewerk enorm zien ontwikkelen. De grootste verandering is dat er sinds een jaar of tien een differentiatie binnen de ambulancezorg is gekomen. Waar het ooit begon met één soort ambulance voor al het werk, zijn er tegenwoordig veel verschillende specialisaties. Dit zorgt voor een betere uitvoering. Zo is er bijvoorbeeld een medium care auto bijgekomen. Medium care doet bijna alle geplande ritten van ziekenhuis naar ziekenhuis, niet acute huisartspresentaties en veel (acute) psychiatrieritten zodat de spoedambulance vrij blijft voor ritten waar zij gespecialiseerd in zijn.
Ook Margot rijdt inmiddels op de medium care, omdat ze door een knieoperatie het werk op de spoedauto niet meer kan uitvoeren. Ze vertelt: “Ik heb dit werk echt onderschat. Het is knetterhard werken. Wij hebben diensten van negen uur waarbij je de hele dienst aan het rijden bent. Er is altijd wel iets waarbij je kan helpen. Zo zijn er bijvoorbeeld veel palliatieve ritten, dit zijn ritten waar je mensen die gaan sterven naar huis brengt voor hun laatste weken of dagen. Tijdens zo’n rit kan je veel gesprekken hebben met de patiënt zelf, die weet dat hij/zij gaat sterven.”
Margot vindt deze ritten erg intens: “Heel anders dan de soms ernstige ongelukken toen ik nog op de spoedambulance reed. Nu luister ik vooral, waardoor het mentaal meer binnenkomt. Ik probeer aan te voelen waar de patiënt behoefte aan heeft. Na een werkdag ben ik moe, maar door te sporten en een goed thuisfront kan ik het werk beter van me afzetten. Daarnaast kun je altijd terecht bij collega’s als je merkt dat je een ervaring bij je blijft dragen. Intern hebben we ter ondersteuning een opvangteam, daar zit ik zelf ook in. Dit is belangrijk zodat je je werk juist niet te veel mee naar huis neemt en helder kan blijven nadenken.”
Ambulancewerk blijft uitdagend
Het werken op de ambulance noemt Margot na al die jaren nog altijd een mooi, maar uitdagend beroep. “Mooi omdat je mensen snel en efficiënt kan helpen en uitdagend omdat het niet altijd even duidelijk is om te zien wat er precies aan de hand is of wat mensen nodig hebben. Je komt ineens in iemands leven binnen op de meest heftige of emotionele momenten. Dan moet je de rust hebben om na te denken hoe je iemand zo goed mogelijk uit een benarde situatie kan krijgen. De samenwerking met de brandweer, politie, huisarts en ggz is dan ook erg belangrijk”, benadrukt Margot.
Iedereen heeft specifieke situaties waar ze het lastiger mee hebben, vertelt ze verder: “Voor mij waren het vroeger de kinderreanimaties, die hakten er altijd echt in. Andere situaties die me bij zijn gebleven zijn de eenzaamheid bij sommige mensen en de zorgmijders. Ik heb het dan over patiënten die ergens alleen op een kamer zitten waar het vuil soms overal ligt en diegenen die zorg mijden omdat ze niet meer in kunnen schatten dat ze hulp nodig hebben. Soms zijn het de buren die bellen, omdat ze niets meer van iemand horen.”
Ondanks dat Margot soms de adrenalinepiekjes op de spoedambulance mist, is ze blij dat ze het werk op een ander niveau kan blijven uitvoeren. Op de medium care heeft Margot meer contact met patiënten en is er tijd voor het verpleegkundige werk. Na drieëndertig dienstjaren is ze van plan om de ambulance over anderhalf jaar echt los te gaan laten: “Ik werk met een jong team dat mij ook weer lekker los houdt, maar ik ben blij dat er nu een regeling is dat je eerder mag stoppen als je langer dan 25 jaar op de ambulance werkt. Het werken op de ambulance zal altijd een onderdeel van me blijven en ik wil de komende tijd graag mijn ervaring en kennis delen met mijn opvolgers, om het beroep nog weer verder te helpen ontwikkelen.”