Aafke werkt als verpleegkundige in de psychiatrie. Ze merkt dat er bij veel mensen – ook collega-verpleegkundigen buiten de psychiatrie- nog weerstand of angst is voor mensen met een psychiatrische stoornis. Daar wil ze graag verandering in brengen.
Mensen met een psychiatrische aandoening kom je overal tegen, niet alleen in de geestelijke gezondheidszorg. Steeds vaker krijg je ook in de thuiszorg of het ziekenhuis te maken met patiënten met psychische problemen.
Aafke: “Het beeld dat mensen hebben van psychiatrische patiënten is vaak negatief. Toen ik een keer een workshop gaf bij de kraamzorg, vroeg ik aan de aanwezigen waar zij aan dachten bij het begrip borderline. De antwoorden logen er niet om: moeilijk, manipuleren, eng. Maar borderlinepatiënten zijn ook hele creatieve en warme mensen in mijn ogen. Als je die andere kant leert zien en weet hoe je iemand kunt benaderen, kun je veel meer uit het contact halen.”
Benadering
De benadering van iemand met een psychische stoornis vraagt vaak net weer een andere aanpak. Een directieve benadering waarin je de patiënt instructies en adviezen geeft voor zijn behandeling en gezondheid, werkt bij patiënten met borderline problematiek bijvoorbeeld averechts. Aafke licht toe: “Het kenmerk van mensen met borderline is dat zij een heel negatief zelfbeeld hebben. Als je binnenkomt als zorgprofessional, zal hij/zij al snel zeggen: ‘Ik kan het niet, dus doe jij het maar.’ Als je daarin meegaat als verpleegkundige en adviezen en oplossingen aan gaat dragen voor hun problemen – wat je al snel geneigd bent te doen -, bevestig je hen onbedoeld dat ze het zelf niet kunnen. Een persoon met borderline problematiek zal denken ‘Zie je wel dat ik het niet kan’. Tegelijkertijd loop je het risico dat zij of hij een steeds groter beroep op je gaat doen en met steeds ingewikkelder problemen komt aanzetten die de situatie alleen maar verergeren.”
Hoe dan wel?
“Toon begrip en laat weten dat je ziet wat de situatie met hen doet. Benoem wat je ziet en stel je eerlijk en open op,” zegt Aafke. “Geef hen het vertrouwen dat ze het juist heel goed zelf kunnen. Vraag bijvoorbeeld welke oplossingen ze zelf in gedachten hebben en vertel dat je graag met hen meedenkt. Zo geef je de autonomie terug aan die persoon en ga je uit van gelijkwaardigheid. Een ander kenmerk van iemand met borderline problematiek is dat zij onbewust hun gedrag spiegelen aan jouw emoties en handelen. Als jij gestrest bent, gaan zij ook stuiteren. Wees je daar bewust van, dan snap je waar bepaald gedrag vandaan komt. Mensen met borderline zijn mooie mensen. Ze hebben het zwaar, maar ze moeten hun ziekte niet als excuus gaan ervaren. Het is fijn als ze juist zien tot welke positieve dingen ze in staat zijn. Je ziet vaak dat deze mensen heel veel energie hebben en enorm goede netwerkers zijn. Het zijn ook vaak de mensen zijn die in no time een onderneming weten op te zetten.”
Depressief
Wat geldt voor de bejegening van mensen met borderline problematiek gaat ook op voor patiënten die lijden aan depressies. Goedbedoeld de gordijnen opentrekken onder het mom van ’eerst maar eens lekker een kop koffie en daarna gaat het vast beter’ komt niet aan bij iemand die zwaar depressief is. Iemand met een depressie zal zich afgewezen voelen en het gevoel krijgen dat hij zich aanstelt. Ook hier geldt: toon eerst begrip voor de situatie. Begrip kan vaak een eerste middel zijn om te zorgen dat een ander het contact met de wereld om zich heen weer aangaat, legt Aafke uit.
Regelmatig geeft Aafke les aan leerling-verpleegkundigen op het ROC. “Door verschillende oefeningen laat ik de leerlingen bij voorkeur zelf ervaren hoe het is om een depressie te hebben of stemmen te horen. Daarna vraag ik ‘wat voelde je?’ en ‘wat zou je nodig hebben in zo’n situatie?’ Door deze oefeningen snappen ze beter wat ze zelf kunnen doen in de bejegening van een cliënt.”
Piloot of patiënt
Ook al hebben haar cliënten vaak de nodige problemen, Aafke wordt zelf niet somber van haar werk. “Ik vind het echt een gaaf vak. Het is geen rozengeur en maneschijn, maar daardoor ben ik juist dankbaar voor alles wat goed gaat. Ik kan er voor de cliënten zijn, dat is belangrijk. Niemand heeft er wat aan als ik meega in hun problemen.”
Heeft ze nog een laatste advies voor collega’s die ertegen op zien om met een psychiatrisch patiënt te werken? Aafke: “Als je aan een kleuter vraagt wat hij later wil worden, zegt hij meestal iets als: brandweerman, politie, verpleegkundige, juffrouw of piloot. Niemand zegt: ik wil later psychiatrisch patiënt worden, en mezelf gaan verwonden. Of vervuilen. Als je weer eens iemand tegenkomt met een psychische stoornis, bedenk dan dat deze persoon ook kleuter is geweest en dat hij toen vast ook gewoon politieman of straaljagerpiloot had willen worden. Probeer te ontdekken wie de persoon is, en wat je deze persoon kunt bieden, zonder zijn autonomie te ondermijnen. Het zou namelijk zo je vader, zus, partner of kind kunnen zijn. Tenslotte krijgt één op de 4 mensen in zijn directe omgeving te maken met psychiatrische problematiek.”