Als zij-instromer wist ik nog niet goed welke rol ik binnen de zorg wilde innemen. Tijdens mijn studie en daarna heb ik mijn ogen uitgekeken en vooral ook veel geproefd van alle verschillende vormen van de zorg. Tot alle puzzelstukjes samenvielen en ik mijn plek binnen de kinderzorg vond.
Als ik in mijn omgeving vertel dat ik verpleegkundige ben, dan is meestal de vraag die volgt: “Oh ja? In welk ziekenhuis?” Over het beroep van verpleegkundige bestaan veel vooringenomen denkbeelden. De in het wit geklede vrouw die artsen assisteert is toch wel het plaatje dat bij veel mensen als eerste opkomt.
Maar zo zit het natuurlijk niet. Het verpleegkundig werkveld is divers en uitgebreid. De ene verpleegkundige is (gelukkig) de andere niet. En hoe grappig de actuele voorstelling van de verpleegkundige als engelachtige superheld in coronatijd ook is: deze dekt de lading volgens mij niet.
Leren van mijn klasgenoten
Ik was al ver in de veertig toen ik startte met mijn opleiding. Vanwege de verhalen van mijn moeder, die als verpleegkundige in de psychiatrie werkte, had ik al langere tijd grote sympathie voor het vak. Vanuit de behoefte om iets te kunnen betekenen voor anderen ben ik op zoek gegaan naar mogelijkheden. Een organisatie in de ouderenzorg was bereid mij een BBL-traject aan te bieden. Dat betekende alleen wel dat ik als verpleegkundige in opleiding automatisch in de ouderenzorg terechtkwam en daar moest blijven.
Ik werkte 32 uur, eerst in de thuiszorg en vervolgens in diverse verzorgingshuizen, en ging een dag per week naar school. Daar ontmoette ik mannen en vrouwen van 18 tot 60 jaar, die zich bewogen in heel verschillende werkvelden. De grote verscheidenheid in het verpleegkundig vakgebied viel me daar dus pas echt op. En ook al werkte ik in de ouderenzorg, toch vond ik die andere doelgroepen ook interessant.
Ineens klikte het
Eigenwijs als ik was wilde ik graag snuffelen aan andere werkvelden, zodat ik met de diploma-uitreiking in zicht een keuze zou kunnen maken die echt bij me paste. Op verschillende manieren heb ik dit gedaan. Ten eerste ben ik dagdelen gaan meelopen met klasgenoten. Met een extra paar handjes is men in elke zorgsetting blij en de zorgvragers hebben hier meestal geen bezwaar tegen. Zo nam ik een kijkje op verschillende afdelingen in het ziekenhuis en liep ik mee in de psychiatrische thuiszorg en -kliniek.
Verder deed ik vrijwilligerswerk op een locatie voor dagbesteding en op een manege voor mensen met een beperking. Tenslotte ging ik als vrijwilliger mee op vakantie met kinderen met een ziekte of handicap. En die vakanties, die bleven me bij! Ik voelde me bij kinderen als een vis in het water. En als je dat voelt, dan heb je volgens mij je doelgroep te pakken.
Werken met zieke kinderen
Ik had mijn diploma net op zak toen een buurvrouw mij vroeg om haar te komen helpen met de verzorging van haar zoon, die aan een hersentumor leed. Ik hoefde daar niet lang over na te denken. Ik startte als zelfstandig verpleegkundige en heb daar geen moment spijt van gehad. Inmiddels verzorg en begeleid ik alweer een tijdje kinderen met een ziekte of beperking thuis, op school en op vakantie.
Een van mijn cliëntjes met een verstandelijke beperking noemt mij altijd met een stalen gezicht haar ‘oppasser’: een term die ik van haar heb overgenomen en vaak gekscherend gebruik. Aanvullend op verpleegkunde deed ik nog een opleiding voor ‘creatieve- en speltherapie’ en voor ‘kindervoedingsdeskundige’. Al die kennis komt me in mijn werk nog dagelijks heel goed van pas.
Een vraag die ik vaak krijg is of het zwaar is om met jonge kinderen te werken. Maar wat veel mensen zich niet realiseren, is dat kinderen wonderbaarlijk flexibel zijn en nog heel erg in het ‘nu’ leven. Dit maakt dat ze wellicht iets minder (mentaal) lijden dan volwassenen. Verder is de enorme hoeveelheid kracht en energie vanuit de omgeving van zo’n kindje heel bijzonder om mee te maken. Ouders, familieleden, vrienden, collega’s en buren zetten alles op alles voor een goede afloop. Ik vind het prachtig om daar deel van uit te mogen maken.