Artsen zijn vreemde wezens. Tenminste, dat leren we op school. Vanaf het begin horen wij als verpleegkundigen dat we op moeten komen wanneer artsen ons ondersneeuwen en onze kennis onderschatten. Dat wij op onze strepen moeten staan wanneer een arts één of ander gek idee heeft. En vooral wanneer de arts volledig de patiënt uit het oog verliest en allemaal nieuwe experimentele behandelingen wil uitvoeren.
Het is onze taak, als verpleegkundige zijnde, om artsen zo goed mogelijk op te voeden, door ze zoveel mogelijk tegen te spreken en vooral voor onze eigen belangen op te komen. Uiteraard is de beste zorg voor de patiënt het belangrijkst, maar wanneer de beste zorg bereikt kan worden door middel van een kleine discussie met een arts is er niks meer wat de topdag kan verpesten. Houd hierbij in het hoofd dat ”de arts” vaak wordt getypeerd als een oudere man, die lichtelijk sociaal gestoord is, af en toe aan komt waaien wanneer hij daar zin in heeft en die nooit naar verpleegkundigen luistert. Hoor dat en snap hoe mijn kleine angst voor artsen in mijn eerste jaar van de opleiding is ontstaan.
Wij als verpleegkundigen zijn eeuwenlang onderdrukt door het wrede ras dat arts heet. De verpleegkundigen hadden niks te zeggen en de artsen waren streng en vooral niet rechtvaardig. De kennis van de verpleegkundige werd onderschat en er werd nooit naar geluisterd. Opmerkingen als: ”Als je slim was geweest, was je wel arts geworden” waren vaste prik op een dag. Tot op een dag de hele verpleegkundige natie er genoeg van had. Aangevoerd door opperzuster Florence Nightingale kwamen zij in opstand. Langzaamaan wisten zij zich onder het juk van de arts uit te worstelen en meer op hun eigen benen te staan. Zij maakten hun eigen regels en documentatie en zorgden ervoor dat verpleegkunde langzamerhand als een onafhankelijke professie werd gezien.
Vanaf dat moment is de relatie arts-verpleegkundige een beetje… gespannen. Sindsdien reageren verpleegkundigen overgevoelig op alles wat een arts zegt en heeft de arts geen idee wat hij daarmee aanmoet. Het is bewijzingsdrang in zijn puurste vorm. En daardoor laat de samenwerking regelmatig te wensen over.
Tegen de tijd dat ik voor de eerste keer stage ging lopen in het ziekenhuis was ik doodsbang. Vooral toen het woord ”artsenvisite” viel. Mijn eerste visite weet ik nog goed. Ik werd rood bij elke vraag die ik beantwoordde en elke opmerking die werd gemaakt. Ik vond het vreselijk vervelend om iets aan ze te vragen. Ik was elke seconde bang dat ze me dom gingen vinden. Ik durfde niks voor te stellen of te zeggen. Toen mijn begeleider vroeg of ik mee wilde hechtingen eruit halen bij mevrouw Prinsen met een arts-assistente, was ik dan ook erg bang. Niet per se bang voor de arts assistente, want zij leek me wel aardig met haar blonde paardenstaartje en lichte stem, maar meer voor mijzelf. Bang dat ik de complete verpleegkundige natie voor lul ging zetten met een domme opmerking.
De hechtingen die eruit gehaald moesten worden, bleken agraven te zijn. Ik haalde een agravetang tevoorschijn en gaf hem automatisch aan de arts-assistente. Ik ging ze met geen mogelijkheid eruit halen wanneer een arts mee keek, dan ging het geheid fout en was ik voor altijd dat domme blondje. Toen ik twee minuten lang geen enkele agrave verwijderd zag worden, keek ik eens goed naar wat ze aan het doen was. Ik zag dat ze aan het proberen was om de agraven te verwijderen met de verkeerde kant van de tang. En, zoals verwacht, ging dat voor geen meter.
Toen realiseerde ik het mij. Door alle lessen en waarschuwingen, alle opmerkingen dat ”de verpleegkundige op de barricade moet” en ”de verpleegkundige geen arts nodig heeft” heen realiseerde ik mij dat wij elkaar nodig hebben. De artsen hebben verpleegkundigen nodig, de verpleegkundigen hebben artsen nodig. De enige manier om dit te bereiken is om een beetje lief voor elkaar te zijn. Dus lieve verpleegkundigen, morgen als jullie beginnen met jullie dienst, geef eens een hand aan de man/vrouw in de witte jas. Wees niet langer boos of teleurgesteld, noch op de tenen getrapt en houd die bewijzingsdrang in je. Stap op hem/haar af en drink eens koffie samen, deel eens een stukje van al die taarten die jullie krijgen en praat eens met elkaar. Want dan, ik beloof het je, dan realiseer je hetzelfde als wat ik mij realiseerde die dag aan het bed van mevrouw Prinsen. Want als je door het pantser prikt en vooral ook door je eigen vooroordelen dan kom je erachter dat artsen eigenlijk net mensen zijn.