De verwarde patiënt die de boel op stelten zet kennen we allemaal wel. Het is het bekendste voorbeeld van een delier, wat zich in de praktijk op verschillende manieren kan presenteren. Een delier wordt vaak in verband gebracht met de oudere zorgvrager, maar ook op jongere leeftijd kan het je overkomen.
Sinds 2012 ben ik werkzaam als geriatrieverpleegkundige en heb ik het delier in verschillende soorten en maten voorbij zien komen. De ene patiënt nog verwarder dan de ander. Het moet niet gekker worden, is een gedachte die vaak door me heen ging.
Wat is een delier nu eigenlijk?
Een delier is afgeleid van het Latijnse woord delirium, wat ook wel ‘waanzin’ betekent. In de praktijk staat het ook wel als ‘acute verwardheid’, waarbij vooral het fluctuerende beloop kenmerkend is. Het ene moment is de patiënt verward en motorisch onrustig, het andere moment is hij juist stilletjes aanwezig en ligt hij veel te slapen. Dit maakt dat het delier soms lastig te herkennen is. Wanneer er ook sprake is van dementie, wordt het er helemaal niet makkelijker op.
Een delier ontstaat vaak acuut en kan verschillende onderliggende oorzaken hebben. Een infectie of operatie, obstipatie, urineretentie, maar ook verandering van locatie kunnen bijdragen aan het ontstaan van een delier. Bij kwetsbare ouderen is er vaak maar een oorzaak nodig om uit balans te raken en de acute verwardheid te laten ontstaan.
Eigenlijk is het maar iets geks, dat delier. Je brein neemt dingen waar die waanzin zijn, maar voor de patiënt is er geen twijfel over mogelijk dat het de werkelijkheid is. Beestjes die over de grond kruipen, stemmen die ze horen en dan ook nog eens een onbekende verpleegkundige die aan hun bed staat. Je brein maakt er een potje van en dit kan bij de patiënt natuurlijk voor onbegrip of angst zorgen.
Observeren en anticiperen
Als verpleegkundige speel je een belangrijke rol in het herkennen, maar ook het voorkomen en behandelen van een delier. Het hanteren van een holistische visie waarbij je de patiënt als een geheel ziet is hierbij van belang. Zo signaleer je tijdig kleine veranderingen en kun je ervoor zorgen dat de gezondheidstoestand van de patiënt weer in balans raakt.
Zo maakte ik laatst Corrie mee, een 83-jarige dame die gevallen is en door de thuiszorg op de grond werd aangetroffen. Door de val had ze haar heup gebroken. Het gaat thuis al langere tijd moeizaam en Corrie was ’s nachts al eens eerder aan de wandel gegaan. Dit keer ging het mis, ze zag beestjes over de grond lopen en was hierdoor gestruikeld. Ze werd opgenomen in het ziekenhuis en dezelfde dag nog geopereerd.
Na de operatie lijkt het beter te gaan met Corrie, al lijkt ze soms nog wel wat dingen door elkaar te halen. Maar ja, wat wil je ook op deze leeftijd toch? Stap voor stap breng ik de situatie in kaart. Hierbij valt me op dat ze tijdens ons gesprek regelmatig wegzakt. Ze oogt vermoeid en lijkt wat in zichzelf gekeerd. Wanneer ik begin met de medicatieronde is Corrie druk bezig met haar infuuslijn, ze heeft er een heel kunstwerk van weten te maken. Ik probeer de boel weer uit de knoop te halen maar daar lijkt Corrie niet van gediend te zijn. Ze vindt het maar niks dat ik steeds langskom en zegt resoluut: “Je hoeft niet de hele tijd bij mij binnen te komen vallen, dat is echt niet nodig!”
Niet veel later hoor ik het infuus van mevrouw op alarm gaan. Ik loop de kamer binnen om polshoogte te nemen en tref mevrouw op de grond aan, verstrengeld in haar infuuslijnen. Bij de vraag wat mevrouw aan het doen was, antwoordt Corrie: “Ik wilde de tuin gaan doen.” Het moet niet gekker worden!
Samen met een collega haal ik de boel weer uit de knoop en help ik mevrouw terug in bed. Ik besluit het geriatrieteam in te schakelen en de delirium observatieschaal te starten. Dit is een meetinstrument om het risico op een delier te inventariseren. Zo kunnen er tijdig interventies opgestart worden om de gevolgen van het delier te beperken.
Mijn moeder is gek geworden!
De volgende dag tref ik de dochter van mevrouw aan. Met een bezorgde blik kijkt ze me aan. Corrie herkende haar dochter niet meer en verzette zich flink toen zij haar wilde helpen met eten. “Mijn moeder is gek geworden!” roept ze. Een delier kan grote impact hebben op de familie van de patiënt, zeker wanneer de patiënt zijn of haar familie niet meer herkend of wanneer er agressie om de hoek komt kijken.
Als verpleegkundige is het dan ook belangrijk om goede uitleg aan familie te geven over het beloop van een delier: “Uw moeder is niet dement geworden, ze heeft een delier en dat gaat weer voorbij. We zullen goed voor haar zorgen!” Inmiddels maakt Corrie het goed en is ze weer helder en adequaat. Achteraf lacht ze erom en zegt ze: “Ik heb de boel hier flink op stelten gezet, hè zuster?”
Patiënten zoals Corrie zijn geen uitzondering op de regel in de dagelijkse praktijk. De patiënt weer uit de knoop halen en de losse eindjes weer aan elkaar knopen is iets wat het werken met een delier voor mij interessant en uitdagend maakt. Ondanks dat ik het na twaalf jaar soms nog steeds lastig vind om de beste benadering te kiezen, houd ik er toch van.