Sinds 1 januari 2020 is de Wet Zorg en Dwang (WZD) ingegaan. Deze wet vereist dat er een zorgvuldige afweging wordt gemaakt of een gesloten afdelingsdeur voor mensen met dementie echt noodzakelijk is. Dit geldt voor zowel de bewoners die zich hiertegen verzetten, als voor de bewoners die geen verzet tonen. Een afdelingsdeur mag, volgens de WZD, alleen gesloten zijn op persoonlijke indicatie.
Bij Zorggroep Solis in Deventer zijn de deuren van een van de verpleeghuizen inmiddels geopend. Specialist ouderengeneeskunde Helbertine Hylkema was nauw betrokken bij het project om de deuren van de PG-afdelingen te openen en deelt graag haar ervaring.
Sinds vorig jaar zomer zijn de deuren van de PG-afdelingen open, hoe bevalt dat?
“Over het algemeen heel goed. Het voelt fijn dat je geen gesloten afdeling meer bent, ook het beeld dat we afgeven naar buiten is hiermee positief veranderd. Het doel was het vergroten van de bewegingsvrijheid van iedereen en dat is geslaagd. We zien dat veel bewoners nu meer bewegen, ze lopen langere afstanden dan voorheen. Daarnaast geeft het idee dat een deur open zou kunnen rust en zorgt het voor acceptatie van de opname, zelfs als iemand helemaal geen gebruik maakt van de open deur.”
Hoe hebben jullie dat aangepakt?
“We hebben er een project van gemaakt. Het plan van aanpak hebben we gemaakt met een grote groep. Er waren zowel zorgmedewerkers van de werkvloer bij betrokken als therapeuten, activiteitenbegeleiders, managers, receptionistes en artsen. We hebben goed gekeken naar de vrijheid die we willen bieden en de veiligheid hierbij. We kijken per bewoner welke leefcirkel passend is, in nauw overleg met de familie. We letten bijvoorbeeld op hoe mobiel iemand is en of hij de weg terug kan vinden. De ergotherapeut denkt mee over dingen als verkeersveiligheid. Het is echt maatwerk.
Binnen de projectgroep hebben we alle deuren in het verpleeghuis besproken: welke deur moet open zijn voor bewoners en welke deur niet? We hebben besloten welke leefcirkels we in wilden richten: op welke plekken een sensor bij de deur zou komen zodat deze dusdanig ingesteld kan worden dat de deur niet open gaat. Die sensoren communiceren met een armband die de bewoner draagt. Er zijn kleinere en grotere leefcirkels gemaakt. Variërend van alleen de afdeling, tot het hele verpleeghuis inclusief de binnentuin en het winkeltje. Bij de grootste leefcirkel is de enige uitzondering de hoofduitgang. Daarnaast zijn de liften dementievriendelijk gemaakt, bewoners kunnen vrij naar boven en naar beneden gaan.”
Wat was lastig?
“Het was nieuw, dus iedereen vond het spannend. Niemand wil dat er tijdens haar dienst een bewoner verdwaalt of valt en een heup breekt. Zowel de verpleging als de artsen en familie waren erg beschermend. Bescherming is goed bedoeld, maar staat vaak tegenover de vrijheid. Dat resulteerde in bewoners met armbanden voor het geval dat er wat zou gebeuren. Er is natuurlijk een kans dat er iets misgaat, maar de kans dat je iemand veel vrijheid en levensvreugde geeft is veel groter. Het zijn mensen in de laatste levensfase: dan wil je de focus leggen op kwaliteit van leven en autonomie.
De armbanden zijn verder best stigmatiserend. Aan de ene kant geven we mensen meer vrijheid met zo’n bandje, maar aan de andere kant hebben de bewoners wel 24 uur per dag een bandje om. Het blijft ook om met douchen en tijdens het slapen en is een lelijk grijs ding. Het zou fijn zijn als dat subtieler kan. Omdat je de armband continu ziet, ben je je wel steeds bewust van de beperking die je iemand oplegt. Het dwingt je om erover na te denken.
Bewoners proberen de armband ook weleens af te knippen. Dan moeten we met creatieve oplossingen komen, deze bijvoorbeeld vastmaken aan de rollator. Daarnaast zorgt dit voor een gezamenlijke discussie: is de extra veiligheid van de armband de beperking in vrijheid waard? Het zijn soms ingewikkelde ethische vraagstukken. Dat vraagt tijd en veel observatie en overleg.”
Hoe gaan de bewoners om met deze nieuwe vrijheid?
“In het begin merkten we eigenlijk weinig verschil. We zagen dat bewoners graag in de buurt van andere mensen zijn en dat ze vaak op dezelfde plekken blijven als voorheen. Ze volgden hun oude routes op de afdeling. We dachten dat bewoners ook andere afdelingen op zouden gaan, maar dat gebeurde eigenlijk heel weinig. Sommige mensen doen dat wel en dat heeft juist nieuwe contacten opgeleverd. Bewoners komen nu ook vaker buiten dan voorheen. Natuurlijk gaat er ook weleens iets mis. Bewoners die onverwachts de straat op gaan en verward uit een winkel opgehaald moeten worden, of bij een wildvreemde in het aangrenzende woonzorgcentrum naar binnen lopen. De hoofdingang gaat in principe niet open via de armband, maar zoals met alle technologie kan er soms een storing zijn. Ernstige incidenten hebben zich gelukkig niet voorgedaan.”
Hoe gaat het nu?
“Als iemand bij ons komt wonen dan bekijken we bij opname welke mate van vrijheid passend is. Dit wordt vervolgens regelmatig geëvalueerd. Bij nieuwe bewoners zien we dat ze actiever zijn, zij gaan bijvoorbeeld met de lift naar beneden om te gaan roken of om in de tuin te zitten. Er zijn zelfs bewoners die zelfstandig de stad in gaan, dat was eerst niet zo. Er wordt nu veel minder gedacht in vaste patronen: een bewoner is een bewoner van het verpleeghuis en heeft een appartement op een afdeling. Als een bewoner van afdeling A rond koffietijd op afdeling B is, krijgt hij daar een kopje koffie. De gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is vergroot.
In het begin waren we veel op veiligheid gefocust. We hadden het gevoel dat goede zorg het voorkomen van ongelukken is, maar vrijheid en behoud van autonomie zijn vaak veel belangrijker voor de kwaliteit van leven. Daarnaast zien we dat de aandoening iemand vaak meer beperkt in zijn vrijheid dan de armband zelf, bijvoorbeeld het initiatiefverlies bij dementie. Aan het begin had ongeveer de helft van de 46 bewoners een leefcirkel, dus een beperking in waar ze naartoe konden. Na een jaar zijn daar nog maar een handjevol van over, bijna niemand heeft nog een beperking. De armbanden zijn dus gelukkig helemaal niet zo vaak nodig.”
Heb je tips voor andere organisaties die dit ook zouden willen doen?
“Het is een hele leuke en spannende weg om te belopen, het is de moeite waard. Het is wel belangrijk om veel verschillende medewerkers mee te krijgen en te betrekken in het plan. Neem daarin ook familie of vertegenwoordigers mee. Iedereen die meedoet zou achter de missie moeten staan: meer vrijheid en levensvreugde voor de bewoners. De voorbereiding kost veel tijd, je moet rekening houden met enkele maanden. Bedenk eerst wat je precies wil, wat zijn handige routes binnen het verpleeghuis. Laat de techniek hier ondersteunend aan zijn en niet andersom. Wij hadden al de lijnen liggen en moesten ons plan inrichten op basis van de techniek die er al lag, dat is niet handig. En onthoud: soms is het gewoon doen en wel zien hoe het gaat. Laat angsten los en kies voor vrijheid met risico’s.”