Als mensen horen dat ik al jaren in de ouderenzorg werk, zijn ze vaak verbaasd. Ze vragen zich af of ik dat nou wel uitdagend vind. Het is toch alleen maar wassen, aankleden en zorgen dat ze eten en drinken krijgen? Meer hoef ik niet te doen, toch? Geen ingewikkelde technische handelingen, alleen wat medicijnen geven. Nou, ik kan je zeggen: het is complexer dan je denkt.
Hoeveel verpleegkundige handelingen komen er nou kijken bij het werken met ouderen? Ach, af en toe een wond, een stoma of een katheter, maar daarna houdt het rijtje voor veel mensen al gauw op. Toch moet je juist in de ouderenzorg heel alert zijn. Deze cliënten hebben vaak meerdere aandoeningen naast elkaar en het klinisch redeneren is hier ook geen eitje.
Co-morbiditeit en multi-morbiditeit
Bij ouderen is er vaak sprake van co-morbiditeit, dit loopt op tot twee derde van de 80-plussers. Bij co-morbiditeit spreken we van meerdere chronische aandoeningen gerelateerd aan een chronische ziekte, denk hierbij aan een depressie bij Parkinson. Ook kom je veel multi-morbiditeit tegen. Dan is er sprake van meerdere chronische aandoeningen naast elkaar, bijvoorbeeld Parkinson en incontinentie.
Precies dit maakt de ouderenzorg zo complex. Het is niet simpel om een aandoening te verhelpen als die in relatie staat met een andere aandoening. Daarnaast is het herkennen van verschillende aandoeningen naast elkaar ook lastig. Doordat ouderen dus vaak meerdere aandoeningen naast elkaar hebben, is er ook veel medicijngebruik. Dit vraagt om een scherpe blik, want je moet goed weten of alles nog nodig is en of alle medicatie samen kan. Zo kan schildkliermedicatie bijvoorbeeld niet tegelijk gebruikt worden met ijzertabletten.
Veel van dit soort dingen zijn zaak van de arts. Daar hebben wij toch niks mee te maken? Nou, zeker wel! Wij zijn het eerste oog, we zien de cliënt het vaakst en hebben daarom het beste in de gaten of er veranderingen zijn. Als dat het geval is, gaan we in gesprek met de (huis)arts en apotheker om onze zorgen te bespreken.
Klinisch redeneren bij ouderen
Toen ik in het ziekenhuis op de afdeling Geriatrie werkte, kwam ik erachter dat je in de thuiszorg en in het verpleeghuis anders bezig bent met klinisch redeneren. Zo leerde ik ook dat er geen standaard is. Bij een cliënt met een lage bloeddruk is bijvoorbeeld het protocol dat je snel een infuus start. Maar deze persoon is bekend met hartfalen en mag daarom niet te veel vocht hebben. Wat doe je, geef je dat infuus wel of niet? Ja, toch wel. Maar je gebruikt een kleinere hoeveelheid.
Het achterhalen van de oorzaak bij het klinisch redeneren en de vervolgstappen worden mede bepaald door de co-morbiditeit en de multi-morbiditeit. Dit maakt de ouderenzorg toch echt complex. De verpleegtechnische handelingen komen misschien minder vaak voor, maar wanneer het aan de orde is, moet er dus wel meteen beter nagedacht worden. En geloof mij: je haalt veel meer voldoening uit het prikken van een infuus bij een uitgedroogde cliënt, dan wanneer je dit elke dag wel tien keer mag doen.