Er zijn al heel wat woorden over geschreven: dat ene moment dat iemand overlijdt. Ik heb het zelf, als 25-jarige verpleegkundige, meerdere malen van dichtbij meegemaakt. Je zit naast de patiënt, meestal in de nacht wanneer de hele wereld slaapt, en zo van het een op het andere moment komt aan het leven van dit mens een einde. Een vreemd moment om getuige van te zijn. Een reis die de ander maar één keer zal maken en jij bent daar om het te aanschouwen. Zo bizar en zo intiem. En dan, even later, gaat het leven gewoon weer verder. Of er niets is gebeurd.
Het is donker, een uur of drie ’s nachts. Ik ben alleen op een kamer met een oude vrouw wie stervende is. Een gek moment, ik ken haar helemaal niet. Ze woont nog niet zo lang op één van de afdelingen van het verpleeghuis. Ik bedenk me wat voor leven ze heeft gehad als ik naar de foto’s aan de muur kijk. Een oude trouwfoto, foto’s van haar met familie en een collage van kinderfoto’s: haar kleinkinderen vermoed ik. Ik zit naast haar en kijk naar haar borst die steeds trager op en neer gaat. Ik blijf nog even zitten want ik verwacht dat haar reis snel zal beginnen. Ik heb haar dochter al gebeld, maar tot zij er is blijf ik bij haar moeder. Waarschijnlijk merkt ze helemaal niets van mijn aanwezigheid, maar dat maakt me niet uit. Niemand zou alleen moeten sterven.
Dan stopt haar borst plotseling met op en neer gaan. Ik houd mijn adem in en kijk gespannen naar de vrouw in het bed voor me. Het blijft stil. Er heerst een rust en sereniteit in de kamer, ik krijg er kippenvel van. Elke keer weer vind ik het zo bizar: net was ze er nog en nu niet meer. Waar is ‘het’ nu dan gebleven? Ik kijk de kamer rond en vraag me af of ze me nu kan zien. Ik schud mijn hoofd om mijn gekke gedachte. Ik loop de kamer uit richting de ingang van het verpleeghuis om haar dochter op te vangen. Ik kijk nog even achter me en fluister zachtjes: “goede reis.”