Tanden poetsen, het huishouden op orde houden, douchen, ontbijten. Deze dagelijkse dingen zijn voor velen van ons gewoon normaal. De cliënte van verpleegkundige Birgit, vanaf nu genaamd Lola, geeft echter aan dat haar depressie ervoor heeft gezorgd dat zelfs deze dingen haar niet meer lukte. Het leidde tot zelfverwaarlozing. Deze blog is geschreven vanuit haar perspectief.
De verwaarlozing begon met het minder aanwezig zijn bij mijn dagbesteding. Ik halveerde mijn aanwezigheid daar, waardoor ik meer thuis kwam te zitten. Je zou zeggen dat ik dan juist meer tijd zou hebben voor het huishouden, maar ook dit viel al snel weg. Ik gaf het op, het lukte me simpelweg niet meer.
Afglijden
Naarmate ik verder afgleed werden ook veel andere handelingen steeds moeilijker, zoals mezelf verzorgen. Mijn leuke kleren paste ik niet meer. Zelfs niet dat ene jurkje waar ik altijd een glimlach van op mijn gezicht kreeg. In korte tijd was ik flink aangekomen. Ik at meer, ondernam bijna geen activiteiten meer, lag hele dagen in bed of op de bank zonder ook maar enige vorm van lichaamsbeweging. De meeste mensen die een depressie krijgen, eten vaak juist minder omdat zij geen eetlust ervaren. Bij mij was het juist andersom: stress-eten werd bij mij een ding. Met als gevolg dat ik geen passende kleding meer had.
Daarnaast zouden veel van mijn vrienden me normaal gesproken een make-up tutje noemen. Maar ook daar had ik geen zin meer in. Ik vroeg mezelf vaak af: voor wie zou ik me nog optutten? Wat is het waard? Die lippenstift of eyeliner kon me gestolen worden en die ene lekkere fles parfum die er normaal gesproken snel doorheen ging, bleef nu wekenlang onaangebroken staan op het kastje in de badkamer. Mijn benen scheren of wenkbrauwen epileren? Ja, dag! Ook dit liet ik achterwege.
Ik zag er niet uit. Maar wat maakte het uit? Ik zag toch niemand. Ik deed niks. Ik hoefde of wilde vooral nergens heen. Ik was aan huis gekluisterd en de enige die er ‘last’ van zou krijgen, was ikzelf. Maar dat kon me niets schelen.
Schaamte
Het zelfverwaarlozen, want dat was het, ging steeds een stapje verder en verder en verder. Ik poetste af en toe een keertje mijn tanden niet en had al snel helemaal geen zin meer om mijn tanden te poetsen, dus raakte ik geen tandenborstel meer aan. Mijn haren wassen kon morgen ook altijd nog gedaan worden. Of overmorgen. Of de dag daarna. Deo? Hoezo? Stink ik dan? Het deed me allemaal niets meer.
Natuurlijk wist ik ook wel dat ik niet gezond bezig was en eigenlijk paste dit gedrag ook totaal niet bij me. Op de momenten dat ik met de begeleiding van de ggz naar buiten moest om verplicht te gaan wandelen en alles te doorbreken, schaamde ik me kapot. En toen mijn beste vriendin een paar keer zei: “Je ziet er niet uit joh, met die vieze vlekken op je kleding” of “Je ruikt niet fris”, was dat ook niet fijn. Desondanks kon ik me er niet toe zetten mezelf weer een beetje toonbaar te maken. Dit was hoe ik me voelde.
Uiteindelijk wist ik na veel gesprekken met vrienden en behandelaren, mijn doorzettingsvermogen en een bomvolle agenda aan hulpafspraken alle patronen te doorbreken. Ik wilde weer beter voor mezelf zorgen. Ik wilde van het beladen negatieve gevoel af en alle dingen die ik links had laten liggen juist weer oppakken. Niet te hard van stapel lopen, maar gewoon stapje voor stapje. Met de juiste begeleiding en steunende naasten om me heen wist ik weer een balans te vinden voor mezelf en kon ik langzaam maar zeker mijn leven oppakken. De gouden tip hierin? Geen idee, maar opgeven is zeker geen optie!