Ik ben thuis en heb net mijn avondeten op. We zitten nog aan tafel en kletsen wat samen. Mijn ogen voelen zwaar na de dagdienst van vandaag. Het was een fijne werkdag met leuke cliënten, leerzame handelingen en lieve collega’s. Dan gaat mijn telefoon. Slechts één ‘pling’ geluid: een sms. Wie sms’t er nu nog denk ik. Zodra ik op mijn scherm kijk verdwijnt alle vermoeidheid die ik een minuut geleden nog voelde uit mijn lijf. Ik spring op en voel de adrenaline stromen. Een oproep voor een reanimatie. Slechts enkele meters verwijderd van mijn huis. Ik schiet mijn schoenen aan en roep naar mijn vriend dat hij mee moet komen.
Ik zie meteen waar ik moet wezen, er staan enkele mannen voor een woning waarvan ik de bewoners niet ken. Ik vraag de mannen waar ik naar binnen kan en zij wijzen mij in de richting van de steeg die leidt naar de achtertuin. Ik ren de steeg in, in de verte hoor ik sirenes loeiend dichterbij komen. Stiekem hoop ik dat het niet echt om een reanimatie gaat, misschien valt het allemaal wel mee. Het kan dat degene die 112 belde een verkeerde inschatting heeft gemaakt, toch? Als ik de tuin in ren dan zie ik direct dat er geen sprake is van een meevallertje.
Een dame, ik schatte haar eind zestig, ligt met haar ogen wijd open gesperd en een met bloed besmeurd voorhoofd in de deuropening. Een buurvrouw doet een poging tot reanimatie, ze is helemaal alleen. Op dat moment neemt de automatische piloot in mijn hoofd het over van mijn geschrokken ik. Ik vertel de reanimerende buurvrouw dat ze goed bezig is en dat ik het na deze set van haar over ga nemen. Dertig keer drukken en twee keer blazen. Het staat in mijn geheugen gebrand. Ik begin de borst van de vrouw in te drukken. Het verbaast me hoe gemakkelijk dit gaat en hoeveel het gevoel lijkt op het drukken op de pop tijdens de jaarlijkse training. Achtentwintig, negenentwintig, dertig. Ik stop om de vrouw te beademen en heel even huiver ik. Het is maar een fractie van een seconde, een fractie waarin ik me onwijs bewust ben van haar levenloze lijf. Ik zie haar wijd opengesperde blauwe ogen in het niets staren en ik zie haar tong die blauw verkleurd is. Dit is iets waar een reanimatietraining je nooit op voor zou kunnen bereiden, weet ik meteen. Ik zet mijn verstand op nul en begin haar te beademen.
Hoeveel sets ik uiteindelijk gereanimeerd heb weet ik niet, misschien waren het er slechts twee, misschien meer. De politie arriveerde als eerste en een agent vertelde mij dat hij het over zou nemen wanneer ik bij dertig was. Op het moment dat ik er weer naast stond en de hulpdiensten het overnamen drong de heftigheid van de situatie pas echt tot me door. Ik begon te trillen en voelde me slap. Het had me niet verbaasd als ik op dat moment in huilen uit was gebarsten.
Thuis denk ik nog aan haar. Ze hebben de reanimatie gestaakt, ze is overleden. Ik stel me voor hoe ze misschien aan het koken was en plotseling pijn op de borst kreeg. Misschien probeerde ze naar buiten te komen om hulp te roepen, maar tevergeefs. Het leven kan zomaar veranderen, van de een op de andere seconde. Ik ben me weer even extra bewust van de vergankelijkheid van het leven en pak mijn vriend even stevig vast. Dit moment pakken ze nooit meer van me af, maar wie weet wat de morgen brengt.
Een patiënt zei vlak voor hij overleed tegen mij: pluk de dag meisje! Even denk ik terug aan hem en grijns. Inderdaad: carpe diem was nog nooit zo tastbaar.