Het is juli en bloedheet. Ik werk nu drie maanden in de klinische verslavingszorg. Op de gang klinkt het tikken van een stok op het linoleum en een luid gefluit waar een zangvogel bij verbleekt. Kees komt het kantoor binnen stappen. “Hallooo!” roept hij luidkeels.
Sommige van mijn collega’s vinden Kees irritant. Daarom heb ik voorgesteld om zijn persoonlijk begeleider te zijn. Kees is 63 jaar en opgenomen vanwege een alcoholverslaving. Hij woont in een aanleunwoning waar hij de nodige zorg krijgt, maar voor de rest veel zelfstandig doet. Soms weet ik niet precies hoe het komt, maar Kees en ik hebben vanaf dag één een klik.
Niemand raakt zomaar verslaafd
De reden dat sommige collega’s Kees als ‘irritant’ bestempelen, is dat ze vinden dat hij zich overschreeuwd om zo zijn problemen te verbloemen. Als je met Kees praat, geeft hij aan dat alles goed gaat. Tijdens de gesprekken met Kees kom ik erachter dat het ‘overschreeuwen’ eigenlijk wel meevalt. Het hoort bij wie hij is.
Maar niemand raakt zomaar verslaafd. Zelf omschrijft hij het niet zo, maar Kees is eigenlijk best wel eenzaam. Hij heeft jarenlang een leuke baan gehad, maar moest hiermee stoppen en kwam vervolgens in een scheiding terecht. Hij belandde in een aanleunwoning.
Daar werd regelmatig een borrel gedronken. Kees vond het moeilijk om nee te zeggen en zijn eigen grenzen te bewaken. Hij raakte verslaafd. Inmiddels heeft hij behoefte aan dagbesteding en wil hij graag weer mobiel zijn. In de zes weken dat hij bij ons is, gaan we daarom op zoek naar vrijwilligerswerk. En er wordt een gloednieuwe scootmobiel voor hem besteld!
Elke stap doen we samen
Als zijn ontslag nadert, moet Kees in gesprek met de verpleging van het zorgcentrum. “Jij moet mee”, zegt hij. “Want jij bent mijn persoonlijk begeleider.” Ik zeg dat ik niet weg kan van de afdeling, maar de volgende dag heeft Kees het al geregeld met mijn teamleider: ik mag mee. Samen met de maatschappelijk werker rijden we naar zijn woning.
“Ik ben echt een jonkie hier”, zegt hij als we langs een aantal bejaarde medebewoners lopen. In de woonkamer pingelt een dame op een elektrische orgel. “Naar dit kattengejank moet ik dus elke dag luisteren”, buldert Kees. “Daarom zit ik hier nooit.” Ik moet moeite doen om niet te lachen, want het geluid dat uit de orgel komt klinkt inderdaad niet best.
“Nou, Kees!” roep ik voor de vorm, want we worden aangekeken. “Het is toch zo?” roept hij er nog keihard achteraan. Ik ben blij dat ik het gezicht van mijn collega niet kan zien, want ik heb het niet meer. Zo is Kees. Eerlijk, luid en to the point. Ook al is dat soms wat pijnlijk.
Een pijnlijke derde optie
Als het tijd is voor zijn ontslag, zegt Kees: “Ik wil dat jij mij ambulant gaat begeleiden.” Ik leg hem uit dat ik verbonden ben aan de kliniek en dat dus niet kan. Kees vindt dit jammer. Een week na zijn ontslag belt hij me in de kliniek om te zeggen dat zijn nazorg niet gestart is. Ik onderhoud daarom telefonisch contact met hem.
Nog twee weken later, als ik dat contact wil afronden, geeft hij aan geen klik te hebben met de ambulant verpleegkundige. We regelen dat hij in goed overleg iemand anders krijgt. Ik spreek met hem af om contact te houden, niet wekelijks maar zo af en toe. Er gaan drie weken voorbij en dan open ik op een dinsdagochtend mijn mail: Kees is overleden. Een maagbloeding waar niks meer aan gedaan kon worden.
Hij heeft nog wel afscheid van zijn kinderen kunnen nemen en optimistisch als altijd gevraagd wanneer hij weer wakker zou worden. Dit mocht helaas niet zo zijn. Ik leer op deze manier dat er naast een voorspoedig ontslag en een terugval nog een derde optie is. Deze optie geldt ook voor de keihard werkende cliënten en stelt de verpleegkundigen ook op de proef.
Ben jij zorgprofessional en op zoek naar de inhoudelijk mooiste opdrachten in de GGZ?
DNZ heeft dé opdrachten en vacatures voor Psychiaters en Verpleegkundigen als zzp’er of in vast dienstverband.