Terwijl ik in gedachten nog bezig ben met de vorige cliënt, stap ik uit de lift van het appartementencomplex. Even kijk ik om me heen. Het is lang geleden dat ik hier geweest ben. Ik kom voor meneer V. een alleenstaande man die ik jaren geleden al eens geholpen heb. Destijds na een knie operatie. Nu is de situatie anders. Van collega’s heb ik namelijk gehoord dat meneer erg hard achteruit is gegaan en inmiddels bedlegerig is. Naar verwachting heeft meneer niet lang meer te leven.
Nadat ik aangebeld heb, doet de schoondochter van mener open. “Kom binnen”, zegt ze met zachte stem. “Hij slaapt.”
Als ik de huiskamer inloopt zie ik dat meneer een bed in de kamer heeft staan. Ik groet de zoon die aan tafel een krant zit te lezen. “Hij is net rustig in slaap gevallen”, zegt de schoondochter glimlachend, terwijl ze haar kop koffie van tafel pakt.
Ik loop om het bed heen om bij meneer te gaan kijken. Een blik op zijn gezicht zegt me genoeg. Ik aarzel even. Rustig observeer ik meneer. Klopt het nou wat ik zie? Ik merk dat zoon en schoondochter me nu onderzoekend aankijken, “Is er iets?” , vragen ze. “Kom er maar even bij”, zeg ik.
Ik merk hoe mijn hart bonst. Van de schrik, het onverwachte. Toch komt er ook een rust over me als de zoon en schoondochter naast me aan het bed komen staan.
“Ik zie geen ademhaling meer”, zeg ik. “Het kan zijn dat er nog iets komt, maar ik denk dat dit het laatste stukje is.”
Ik zie hoe zoon en schoondochter me geschrokken en verbaasd aankijken.
“Wacht maar even”, zeg ik “Blijf maar eventjes bij hem zitten.” Zelf doe ik een stap naar achteren en ga op de bank zitten. Wat onwennig pakt de schoondochter de hand van meneer vast. Dan klinkt het geluid van een zachte uitademing. Zijn laatste.
Even is het helemaal stil. Het lijkt haast wel een heilig moment. Van het leven naar de dood. Je staat erbij en kijkt ernaar. Het gebeurt gewoon. Een paar minuten blijft het stil en staan zoon en schoondochter naar hun vader te kijken. Ze houden elkaar vast.
Ik blijf nog een tijdje bij de familie. De huisarts komt langs en samen leggen we meneer netjes in bed. Nadat we nagepraat hebben moet ik echt verder. Als ik de deur achter me sluit voel ik de emoties door mijn lijf razen. Wat een apart maar ook bijzonder moment was dit.
Ik moet nu toch echt door naar de volgende cliënt. Met mijn hoofd nog vol probeer ik me te concentreren op wat ik moet gaan doen. Steunkousen aan en een praatje. Het voelt ineens zo onbetekenend. Hoe kan ik een luchtig praatje maken na wat ik net heb meegemaakt.
Ik realiseer me dat ik er alleen echt voor mijn volgende cliënt kan zijn als ik mezelf de ruimte geef. Nadat ik aangebeld heb doet mevrouw met een vrolijke lach de deur voor me open. “Kom binnen meid!” Ik loop naar binnen en ga op de bank zitten. Ik besluit maar meteen te zeggen wat me zo hoog zit: “Weet u,” zeg ik. ”Ik kom een beetje raar binnen want er is net een cliënt overleden. Ik moet even bijkomen.”. “ Ach meid! Dat is toch ook wat. Dan nemen we eerst een kop koffie.” Dankbaar neem ik het aan en kom ik weer op adem.