Wijkverpleegkundige Ineke komt binnen haar werk veel ouderen met hartfalen (decompensatio cordis) tegen. Eerder kon je al lezen wat hartfalen precies is en welke verpleegkundige interventies je hierbij kan toepassen. Met deze blog gaan we de verdieping in, met informatie toegespitst op de wijkverpleging.
Het is niet gek dat dit ziektebeeld in de wijkzorg zoveel terugkomt. In Nederland zijn er namelijk 142.00 mensen met hartfalen, waarvan de meeste ouder zijn dan 75 jaar (RIVM, 2012). Naast dat veel ouderen met hartfalen sterven, is dit ook een van de meest voorkomende oorzaak voor een ziekenhuisopname. Wijkverpleegkundige Bernadette schreef recentelijk hoe de thuiszorg klaarstaat voor patiënten die na hun opname weer thuiskomen.
Hartfalen: rechts en links
We beginnen met wat basisinformatie omtrent hartfalen. Als de rechterkant van het hart gaat falen, ontstaat er door veneuze stuwing oedeem aan de onderkant van het lichaam. Wanneer je cliënt veel zit dan vindt er stuwing in de onderbenen plaats, bij liggen gebeurt dat in de bovenbenen, schaamstreek en de stuit. Aan het gewicht van je cliënt kan je zien dat deze vocht (oedeem) vasthoudt: je cliënt kan wel 2 tot 3 kilo in drie dagen aankomen. De cliënten die veel rechtop leven, zullen veel plassen in de nacht (nycturie). Door de zwaartekracht en stuwing hoopt het oedeem zich overdag op in onder in benen. Zodra iemand gaat liggen wordt de druk in de haarvaten minder en wordt het oedeem vanuit het weefsel weer opgenomen in de bloedvaten. Door het liggen en de rust door het slapen verbetert de doorbloeding van de nieren, waardoor er veel urine wordt geproduceerd.
Wanneer de linkerkant van het hart faalt, ontstaat er stuwing in de longen. De cliënt heeft dan een versnelde ademhaling en is kortademig. Dit zie je vaak bij inspannen, maar naarmate de pompkracht van het hart achteruitgaat, zie je dit ook in rust. Bij ernstig hartfalen (links), kan astma cardiale ontstaan. Vaak is dit een nachtelijke aanval van kortademigheid, met opgeven van sputum en cyanose. De cliënt kan dan echt niet meer plat liggen. Deze aanval gaat gepaard met veel angst en onrust. Een lichte aanval kan 15 tot 30 minuten duren. Longoedeem kan je herkennen aan dyspnoe, cyanose en roze schuimend sputum.
Diagnose hartfalen: wat nu?
Zodra het bekend is dat een cliënt last heeft van hartfalen, is het belangrijk als wijkverpleegkundige dat je hier aandacht voor hebt. Je brengt samen met de cliënt en de naasten in beeld wat hartfalen voor deze cliënt betekent, welke symptomen er spelen, wat de wensen/behoeftes op de korte en lange termijn zijn, wanneer de (huis)arts geraadpleegd moet worden en vooral wat de cliënt gelukkig maakt. Dit laatste speelt een belangrijke rol wanneer hartfalen opspeelt. De belangrijkste interventies zijn observeren, metingen en voor een luisterend oor bieden. Als jij als verpleegkundige weet wat de cliënt gelukkig maakt, kan jij je cliënt afleiden van de klachten zoals benauwdheid of een tekort aan adem.
Als wijkverpleegkundige ben ik ook actief betrokken bij cliënten met hartfalen. Op afstand monitor ik de situatie en kom op huisbezoek wanneer de klachten opspelen. Ik coach mijn collega’s zodat zij ook actief de cliënt monitoren en interventies uitvoeren. Ook neem ik hier advance care planning (ACP) in mee. Wensen en behoeften kunnen veranderen en daarom vind ik het belangrijk om hier ook aandacht voor te hebben. Ik deel graag informatie over de mogelijke interventies die je als wijkverpleegkundige in kan zetten.
Informatie over mogelijke interventies
Hier een greep uit een aantal interventies die je zou kunnen inzetten wanneer jij denkt dat dit passend is bij de situatie van de cliënt:
-
- Wekelijks wegen: een toename van 2 à 3 kilo per 2/3 dagen is een indicatie voor het vasthouden van oedeem
- Advies of voorlichting over een beperking van zout en hoeveelheid vocht (max. 1.5 liter per 24 uur): de cliënt en diens mantelzorger hierin begeleiden
- Rustmomenten tijdens de persoonlijke zelfzorg: voor het zoveel mogelijk voorkomen van vermoeidheid, zodat de cliënt energie overhoudt voor het vervolg van de dag
- Cliënt uitnodigingen om te blijven bewegen
- Alert zijn op veranderde waakzaamheid of ontstaan van verwardheid: dit geeft een verhoogd valgevaar
- Bij kortademigheid of een benauwd gevoel tijdens het liggen: adviseer om het hoofdeinde van het bed omhoog te doen of gebruik extra kussens
- Neem de tijd tijdens een zorgmoment. Niet alleen voor de zorghandelingen, maar ook voor het gesprek. Niks is fijner dan je gehoord voelen, maar aan de andere kant observeer en monitor jij je cliënt zo ook veel beter.
Dan rest nog de vraag: wanneer is het punt bereik dat je de (huis)arts gaat waarschuwen? Het monitoren van je cliënt is erg belangrijk, maar waar let je als verpleegkundige op en wanneer schakel je de arts in?
-
- Als de oudere aangeeft vermoeider te zijn dan normaal en daarbij verward, bang, nerveus of geagiteerd is
- De cliënt bleke of blauwe lippen heeft en meer last heeft van dyspneu
- Het sputum roze, bloederig en/of schuimend is
- Toename van opgezette handen, voeten, benen en/of buik
- Wanneer de oudere onvoldoende eet
Ook is het goed om aan te horen wat de cliënt zelf aangeeft. Signalen waar je als verpleegkundige dan alert op moet zijn en moet bespreken met een (huis)arts zijn:
-
- Ik kan niet platliggen
- Ik heb pijn en/of een drukkend gevoel op mijn borst
- Ik voel me niet goed vandaag of ik voel me beroerder dan anders
- Ik krijg geen adem en/of ik ben uitgeput
- Ik heb pijn in mijn buik
Als wijkverpleegkundige kan je ook de (huis)arts waarschuwen bij de volgende waardes:
-
- Pols > 100 per minuut
- Ademhaling > 24 per minuut
- Bovendruk < 90
- Gewichtstoename van 1 kilo per dag of 2,5 kilo per week
Praktijkvoorbeelden van hartfalen in de wijkverpleging
Meneer B. heeft de leeftijd van 95 jaar. Hij is ineens wat kortademiger en geeft zelf aan een benauwd gevoel te hebben. De kortademigheid neemt bij inspanning toe, maar meneer ervaart dit ook in rust. Bij het wegen blijkt hij 70 kilo te zijn: 4 kilo zwaarder dan tien dagen geleden. Meneer lijkt vocht vast te houden. Na overleg met de huisarts krijgt hij een ophoging van de plasmedicatie. Twee dagen later weegt hij 68 kilo en is zijn nierfunctie nog goed. Na een week ervaart meneer minder benauwdheid en kan hij weer naar de brievenbus lopen zonder steeds een pauze te moeten nemen. In het zorgplan hebben we wekelijks wegen beschreven, maar dit hebben we later opgehoogd naar dagelijks om te zien wat de invloed van het ophogen van de plasmedicatie is. Ook is het belangrijk om altijd even uit te vragen of de nierfunctie voldoende is. Mocht deze verminderd zijn, dan kan je de huisarts altijd vragen of deze te controleren.
Tijdens mijn huisbezoek werd snel al duidelijk dat meneer een grote liefhebber van zout is. Ik heb hem daarom uitgelegd wat dit kan betekenen vanwege zijn hartfalen. Hij wilde dit graag minderen en ook meer bewegen. De zoutpot is vervangen door zoutloze Aromat en meneer heeft nu ook een wandelmaatje. Hij voelt zich een stuk fitter en heeft het idee meer lucht te krijgen. Deze stap is uitgezet omdat bij het toepassen van ACP het heel duidelijk werd dat meneer nog graag wilde genieten van zijn achterkleinkinderen.
Bij mevrouw M. ervaar ik een andere situatie. Zij is 90 jaar oud en draagt dagelijks therapeutisch elastische kousen (TEK) aan de onderbenen. Mevrouw woog twee weken geleden 69 kilo. De onderbenen lopen in de ochtend al snel op, waardoor het aantrekken van de TEK erg moeizaam gaat. Mevrouw geeft aan last te hebben van misselijkheid en geen zin in eten te hebben. Diezelfde avond zit er oedeem in de knieën.
Mevrouw wordt de volgende ochtend gewogen en is dan 71,5 kilo. Vanwege een verminderde nierfunctie krijgt ze een lage dosering plasmedicatie, met als gevolg dat het vocht niet afdrijft maar toeneemt. Binnen een week heeft mevrouw oedeem in haar benen, liezen en onderbuik. Ook is ze erg kortademig en heeft ze de energie niet meer om uit bed te komen. Ze geeft duidelijk aan dat het leven zo voor haar niet meer hoeft en vraagt regelmatig wanneer zij gehaald wordt.
Haar hartslag en gewicht blijven toenemen. Een paar dagen later alarmeert mevrouw in paniek en geeft aan geen lucht te kunnen halen. Ik ben bij haar gaan zitten en heb haar aangehoord. Al snel gaf ze aan tevreden te zijn over het leven en deelde haar herinneringen. Mevrouw werd een paar uur later opgenomen, maar wilde niet meer behandeld worden. Ze had haar rust gevonden en verliet twee dagen later de aarde.