Als oncologieverpleegkundige neemt Noah vaker afscheid van patiënten. De ene keer gaat het beter of makkelijker dan de andere keer, maar echt wennen doet het niet. Dat blijkt maar weer wanneer ze zorgt voor Ada, een vrouw van begin 70 met uitgezaaide borstkanker.
Ik werk nachtdiensten en zorg voor Ada, het gaat niet goed met haar. Ze heeft veel pijn van de uitzaaiingen in de botten. Hierdoor kan ze eigenlijk maar in een houding liggen. Bij de minste of geringste beweging heeft Ada veel pijn. Ze kan zichzelf niet meer draaien, maar het is natuurlijk ook niet prettig om dagen in dezelfde houding te liggen.
Niets helpt meer
Ada vindt het verschrikkelijk dat ze zorgafhankelijk is geworden. Soms probeert ze zichzelf een beetje te draaien, maar dan hoor ik op de gang een doordringend geschreeuw. Als ik de kamer binnenkom, doet ze alsof ze slaapt. Dat doet ze omdat ze me niet tot last wil zijn. Maar ze is me niet tot last, al moet ik iedere tien minuten naar haar toe.
De afgelopen dagen is er van alles geprobeerd om het haar comfortabel te maken: er zijn diverse soorten pijnstillers gegeven, een morfinepomp gestart en ze krijgt een slaapmiddel voor de nacht. Het helpt allemaal niets. Ik vind het vreselijk om haar zo te zien, het is werkelijk hartverscheurend. Ze lijdt zichtbaar en geeft bij de oncoloog aan dat ze niet meer kan.
De nachten doorkomen
Er wordt uitgebreid met Ada en haar familie gesproken en er wordt een euthanasietraject ingezet. Morgen gaat het gebeuren. We hebben afgelopen nachten veel gepraat, gelachen, gehuild en naar muziek geluisterd. Ze kon niet slapen van de pijn, ook al had ze pijnstillers en slaapmiddelen gekregen. Het waren geen fijne nachten, maar ik heb mijn uiterste best gedaan om het toch nog zo fijn mogelijk voor haar te maken.
Ook de laatste nacht mag ik voor haar zorgen. Ik zit uren naast haar bed met mijn hand in de hare. Ik ben blij dat de andere patiënten rustig slapen, zodat ik bij Ada kan zitten. Met wat rustige country muziek en een kruik valt ze soms toch even in slaap. Ik haal dan opgelucht adem en neem snel een kijkje bij de andere patiënten. Snel, want ik wil zo gauw mogelijk terug naar Ada. Ze wilde niet dat haar familie bleef logeren, want ook die wil ze niet tot last zijn. Ze is eigenlijk zo’n lieve en bescheiden vrouw.
Afscheid nemen
Het moment is daar dat ik afscheid neem van Ada, voor altijd. Ik blijf deze momenten lastig vinden, want wat zeg je dan? Ik loop de kamer binnen en ze doet haar ogen open. Ik kijk haar even aan zonder iets te zeggen. Vervolgens vertel ik dat dit het laatste moment is dat ik haar zie en dat ik mijn dienst over ga dragen aan mijn collega. Er verschijnt een kleine glimlach op haar gezicht.
Ze bedankt me voor afgelopen nachten, mijn zorgzaamheid, mijn rust en warmte. “Jij bent echt mijn lieveling”, zegt ze. Even knijpt ze in mijn hand en duwt ze haar wang tegen mijn hand. Ik voel me enorm emotioneel. Ik moet alle moed bij elkaar verzamelen om de kamer uit te lopen en tegen mijn emoties te vechten.
Eenmaal in de teamkamer zie ik een van mijn dagdienst collega’s. Op dat moment kan ik niet langer tegen mijn emoties vechten. Ik moet huilen en niet zo’n beetje ook. Het is goed zo, dat weet ik. Maar het afscheid nemen van een prachtmens is moeilijk. Gelukkig zijn mijn collega’s daar. Zij snappen hoe ik me voel en kunnen me troosten. Ik ga naar huis en lig gelukkig niet meer te piekeren. Ik slaap goed, maar als ik wakker word denk ik aan haar. Ze is er niet meer en ik hoop met heel mijn hart dat ze haar rust heeft gevonden.